• Castratie, let ook op de bijwerkingen

Castratie, let ook op de bijwerkingen

Leestijd
4 minuten
Tot nu toe gelezen

Castratie, let ook op de bijwerkingen

zo, 03/05/2017 - 17:43

Het castreren van zowel reuen als teven wordt al langer in verband gebracht met verschillende medische aandoeningen. Steeds meer onderzoeken wijzen uit dat de hormonen die worden weggenomen bij een castratie van groter belang zijn dan alleen voor de voortplanting.

Hoe belangrijk de rol van die hormonen is bij alle processen in het lichaam blijkt ook uit recent onderzoek van de universiteit in Davis, Californië. Zij publiceerden onlangs een onderzoek naar het verband tussen castratie en het risico op heupdysplasie, gescheurde kruisbanden, lymfeklierkanker, mastceltumoren en bloedvatkanker.

In de Verenigde Staten ligt het percentage gecastreerde honden hoger dan in Europa. Er wordt aangedrongen op castratie om te voorkomen dat honden zich ongepland voortplanten en zodoende zorgen voor een overvloed aan honden in het land. De onderzoekers aan de Davis universiteit verdiepten zich in het feit dat veel Europese landen een lager cijfer aan gecastreerde honden in hun land melden. Zo is volgens eerder onderzoek in Zweden waarbij gekeken werd naar de gegevens van 461 honden, zo’n 99% intact. Ook in bijvoorbeeld Engeland en Hongarije bleek het aantal intacte honden hoger te liggen dan in de Verenigde Staten.

Kankersoorten

Er werd voor gekozen om de gegevens van Golden Retrievers te onderzoeken op de aanwezigheid van deze specifiek genoemde gewrichtsaandoeningen en kankersoorten. De Golden Retriever is een populair ras met enige kwetsbaarheid voor gewrichtsaandoeningen en kanker. Daarbij zijn bovengenoemde aandoeningen bij eerder onderzoek allemaal in verband gebracht met castratie, al dan niet op jonge leeftijd. Zo bleek al eerder dat gecastreerde teven 4 keer zoveel risico lopen op hemangiosarcoom (bloedvatkanker) dan intacte teven en zijn intacte teven ook minder vatbaar voor lymfeklierkanker dan gecastreerde teven en reuen en intacte reuen. Prostaatkanker werd vier keer zoveel gezien bij gecastreerde reuen als bij intacte reuen en mastceltumoren komen opvallend veel vaker voor bij gecastreerde teven dan bij intacte teven.

Voor het onderzoek werden de gegevens van in totaal 759 Golden Retrievers onderzocht. De honden wiens gegevens werden gebruikt waren allen tussen de 1 en 8 jaar oud en zijn onderverdeeld in 3 groepen: intact, gecastreerd voor de leeftijd van 12 maanden en gecastreerd na de leeftijd van 12 maanden. In de resultaten werd het geslacht van de honden ook meegenomen, dat in sommige gevallen ook een duidelijk verschil maakt. Zo werd bij de groep intacte teven helemaal geen mastceltumoren gevonden terwijl dit wel voorkwam bij een klein gedeelte van de intacte reuen. Hemangiosarcoom (bloedvatkanker) werd niet gevonden bij intacte reuen maar wel bij teven.

Heupdysplasie en gescheurde kruisbanden

Bij zowel heupdysplasie als het scheuren van de kruisbanden geldt dat bekend is dat verschillende factoren een rol spelen. Zowel voeding, beweging, trauma en erfelijkheid kunnen invloed hebben op het wel of niet ontstaan van deze aandoeningen. Hoe groot de invloed van castratie is op dit risico is nu onderzocht. Uit het onderzoek kwam naar voren dat castratie bij reuen de kans op heupdysplasie twee keer zo groot maakt. Bij 10% van de vroeg gecastreerde reuen werd heupdysplasie vastgesteld terwijl dit percentage bij intacte reuen slechts 5% was. Binnen de groep gecastreerde reuen leek de leeftijd waarop gecastreerd werd ook enige invloed te hebben.

Bij intacte dieren zorgen de hormonen voor een natuurlijke bescherming tegen kwaadaardige mutaties

Bij vroeg gecastreerde reuen werd de diagnose gesteld op de gemiddelde leeftijd van 3.6 jaar, bij laat gecastreerde reuen was dit 4.7 jaar. Er werd geen verschil gezien bij vroeg en laat gecastreerde teven. Ook de resultaten over gescheurde kruisbanden binnen de verschillende groepen waren op z’n minst opmerkelijk te noemen. Bij geen van de intacte honden, zowel reuen als teven, werden gescheurde kruisbanden waargenomen. Ook bij teven die op latere leeftijd gecastreerd werden, werden geen kruisbandproblemen geconstateerd. Bij gecastreerde reuen werd 5.1% gediagnosticeerd met dit probleem en bij de teven 7.7%. Bij slechts één reu die op latere leeftijd was gecastreerd werd een gescheurde kruisband waargenomen. Dit was echter op de leeftijd van 7.4 jaar, waar de gemiddelde leeftijd bij de groep vroeg gecastreerde reuen duidelijk lager lag met 3.6 jaar. Op de vraag of de honden gediagnosticeerd met HD of kruisbandproblemen een hoger lichaamsgewicht hadden waardoor de gewrichten meer belast zouden worden, is men in de dossiers van deze honden gedoken. De conclusie was echter dat de gewichtsverschillen niet aanzienlijk waren en dit geen grote factor geweest kan zijn in het ontstaan van de aandoeningen. Wat wel een logische verklaring is, is dat geslachtshormonen een belangrijke rol spelen bij het sluiten van de groeischijven. Door het vroegtijdig castreren en daarmee wegnemen van deze hormonen kunnen de groeischijven abnormaal ontwikkelen met gewrichtsaandoeningen als gevolg. Dit verklaart ook waarom het aantal vroeg gecastreerde reuen met HD hoger ligt dan het aantal vroeg gecastreerde teven; bij reuen sluiten de groeischijven gemiddeld later dan bij teven.

 

Lymfeklierkanker, hemangiosarcoom en mastceltumoren.

Voor zowel reuen als teven lag het aantal honden met lymfeklierkanker lager bij intacte honden dan bij de gecastreerde honden. Statistisch gezien was het risico op lymfeklierkanker bij vroeg gecastreerde reuen 3 keer zo groot als bij intacte reuen. Er werd geen lymfeklierkanker gevonden in de groep laat gecastreerde reuen. Bij de teven bleek dat hemangiosarcoom vier keer zo vaak voorkwam bij laat gecastreerde teven als bij intacte teven. Het risico voor vroeg gecastreerde teven lag ongeveer gelijk aan dat van intacte teven.

Ook waren hierbij verschillen te zien in de gemiddelde leeftijd waarin de ziekte zich openbaart. Bij intacte teven lag dit op 6.4 jaar, en de vroeg gecastreerde teven zaten daar niet ver vandaan met 7.6 jaar. Bij laat gecastreerde teven lag deze gemiddelde leeftijd echter op 3.2 jaar. Bij reuen werd geen verband gevonden tussen castratie en hemangiosarcoom en mastceltumoren. In de groep intacte teven werden ook geen mastceltumoren gevonden maar bij zowel vroeg als laat gecastreerde teven wel, respectievelijk 2.3% van de vroeg gecastreerde en 5.7% van de laat gecastreerde teven. Opvallend is dat laat gecastreerde teven hierbij gevoeliger blijken voor zowel hemangiosarcoom als mastceltumoren. Een verklaring daarvoor zoeken de onderzoekers in de aanmaak van oestrogeen. Dit hormoon, dat tijdens het begin van een loopsheid wordt aangemaakt en een belangrijk deel uitmaakt van de cyclus, wordt ook in verband gebracht met mutaties van cellen in het lichaam. Deze mutaties kunnen onschuldig zijn, maar kwaadaardige mutaties kunnen zich ook ontwikkelen tot tumoren. Bij intacte teven zorgen de overige hormonen voor een natuurlijke bescherming tegen deze kwaadaardige mutaties waardoor tumoren vaak niet de kans krijgen zich te ontwikkelen. Na elke cyclus blijft wel een gedeelte aan oestrogeen over in het lichaam. Als een teef na een aantal van deze cycli gecastreerd wordt is er dan ook nog steeds oestrogeen aanwezig in het lichaam, maar zijn de overige hormonen en daarmee de natuurlijke bescherming tegen kwaadaardige mutaties verloren gegaan. Dit verklaart ook waarom vroegtijdige castratie een zelfde effect heeft als het intact laten van de teef. In dat geval is er vaak nog geen loopsheid geweest en heeft het lichaam nog geen oestrogeen aangemaakt.

De onderzoekers benadrukken dat deze studie alleen is gericht op een enkel ras, de Golden Retriever. Het voordeel van het gebruiken van slechts één ras voor een dergelijk onderzoek is dat de betrokken honden ongeveer gelijk zijn in de overige factoren die bepalen of een ziekte tot uiting komt of niet. Toch betekent dit ook dat hiermee niet direct bewezen kan worden dat bovengenoemde resultaten ook van toepassing zijn op andere rassen of honden in het algemeen. Hoewel voorgaande studies een soortgelijk resultaat bevestigen is het nodig om meer onderzoek te doen binnen verschillende rassen om duidelijke conclusies te kunnen trekken.

 

dossier