Niet zo anti-allergisch als gedacht
Jarenlang werd er gezegd dat de zogenaamde “antiallergische honden” zo goed werden verdragen door hun speciale vacht: ze verharen niet en verliezen minder huidschilfers. Ook hun speeksel zou geen allergische reacties oproepen. Maar onderzoek wees iets anders uit.
Het Henry Ford Hospital spendeerde geruime tijd aan een uitgebreid onderzoek om te beoordelen of de zogenaamde hypoallergene honden daadwerkelijk een lager “allergeen gehalte” hebben. Dat bleek niet het geval. Dr. Christine Cole Johnson, hoofd van het onderzoeksteam, verklaarde dat er geen wetenschappelijke basis gevonden was voor de stelling dat hypoallergene honden minder allergenen zouden produceren. Ze stelde: “Eerdere onderzoeken hebben uitgewezen dat blootstelling aan honden in een zeer vroeg tot vroeg stadium bescherming biedt: het lichaam kan dan bescherming opbouwen tegen de ontwikkeling van een allergie voor honden. Maar de gedachte dat bepaalde rassen of vachttypes minder allergie zouden oproepen bij mensen die al een hondenallergie hebben ontwikkeld is niet bevestigd in ons onderzoek.”
Het onderzoeksteam verzamelde stofmonsters van 173 woningen, ongeveer een maand nadat daar een baby was geboren. De monsters werden uit tapijten en vloeren verzameld uit de slaapkamer van de baby’s en onderzocht op de aanwezigheid van het hondenallergeen Can. F 1. Alleen woningen met één hond werden in het onderzoek betrokken om een gelijkmatig beeld te krijgen. De honden in kwestie betroffen 60 verschillende rassen, waarvan 11 bekend staan als hypoallergeen. Er werden vier schema’s voor vergelijkingen gemaakt, gebaseerd op claims van fokkers over het al dan niet hypo-allergeenzijn van honden.
- Schema A vergeleek raszuivere hypoallergene honden met raszuivere niet-hypoallergene honden
- Schema B vergeleek raszuivere honden en kruisingen met tenminste één hypoallergene ouder met raszuivere niet-hypoallergene honden
- Schema C vergeleek raszuivere honden en kruisingen met tenminste één hypoallergene ouder met raszuivere honden en kruisingen zonder hypoallergene component
- Schema D vergeleek rashonden die door de Amerikaanse Kennelclub als hypoallergeen worden aangemerkt met alle overige honden
Uit al deze vergelijkingen bleek dat er geen verschillen konden worden gevonden in de aanwezige allergenen. Hoewel het onderzoeksteam aangaf dat er beperkingen waren in dit onderzoek omdat de tijd die honden al dan niet hadden doorgebracht in de slaapkamer van de baby niet was meegenomen en er werd ook niet gekeken naar specifieke rassen. Maar niettemin is één conclusie glashelder: ouders moeten niet vertrouwen op de kwalificatie “hypoallergeen” bij welk ras dan ook. De beste methode zou dus zijn om van meet af aan een hond in huis te hebben. Dan kan er bescherming worden opgebouwd en is er minder kans dat een allergie zich ontwikkelt. Wat we uit dit onderzoek wel weten is dat de hond er niet voor bij de baby op de kamer hoeft te slapen, als hij maar wel in huis wordt gehouden.