Je hond als mens zien kan heel slecht zijn voor zijn gezondheid
Aantrekkingskracht, gevoelens en emoties zijn maar vreemde dingen en stroken niet met het werk van de natuur en de wetenschap. “Er is geen reden om te denken dat menselijke emotionaliteit een betrouwbare gids voor de structuren van de natuurlijke wereld is. Inderdaad, er is, historisch gezien, alle reden voor om emotionele waarden als potentieel verstorend te zien
Een belangrijk effect van menselijke selectie op de evolutie van huisdieren heeft ervoor gezorgd om die morfologische en gedragskenmerken te accentueren die sterk inspelen op onze (menselijke) emoties. Veel “moderne rassen” zijn dan ook verbeeldingen van menselijke wensen, verlangens en emoties. Dat is soms tegenstrijdig met een objectieve beoordeling van de kwaliteit van leven van diezelfde huisdieren.
Dit artikel is een premium-artikel,beschikbaar voor abonnee's van ons blad en website-abonnee's. Het vervolg van dit artikel kunnen abonnees lezen.
Wilt u toegang, kijk dan hier voor de mogelijkheden
In een heel leesbaar stuk betoogt Serpell dat de mens altijd in staat is geweest om andere mensen een bepaalde “state of mind” toe te dichten, dat is een manier om sociaal met elkaar om te gaan. En doordat we dat zo goed kunnen, hebben we diezelfde eigenschap ook op niet-menselijke levensvormen toegepast. Met andere woorden, wij bedenken wat die andere levensvorm “voelt”. En hoe meer die andere levensvorm op ons mensen lijkt, hetzij qua uiterlijk of qua gedrag, hoe makkelijker we “antropomorfiseren”. Daarbij komt ook nog dat naarmate we zelf meer met dieren omgaan, bijvoorbeeld door ermee op te groeien, hoe meer we ook in staat zijn dieren als “mini-mensen” te zien. “Het is ook waarschijnlijk dat antropomorfisme - in dit geval de vaardigheid om mensachtige sociale motivaties toe te schrijven aan huisdieren, wat uiteindelijk mogelijk maakt dat deze dieren hun eigenaren “voorzien” van al die psychologische en fysieke voordelen die mensen altijd over (hun) huisdieren melden.
Door Niko Tinbergen, de etholoog en Nobelprijswinnaar van Nederlandse origine, is het concept van de “bovennormale stimulus” (supernormal stimulus) gelanceerd. Daarmee wordt bedoeld dat iets wat bepaalde eigenschappen uitvergroot, onze instinctieve voorkeur versterkt. Latere wetenschappers hebben dit concept doorgewerkt voor bijvoorbeeld teddyberen en Disney-karakters. Naarmate deze sterkere intrinsiek aanwezige antropomorfische kenmerken hebben, ontlokken die bij ons mensen een sterkere drang om te “verzorgen” of “bemoederen”. Er is zelfs geopperd dat het hele concept van het houden van huisdieren een vorm van sociaal parasitisme is, waarbij dieren worden uitgebuit door mensen om zo de opvoedingsinstincten van de mens te bevredigen. Anderen hebben ook weer opgemerkt dat dieren en mensen wederzijds profiteren van de aantrekkingskracht. Al profiteren ze niet op dezelfde manier, voor dieren geldt in deze dat ze voeding en verzorging, en veiligheid, krijgen, terwijl de mens er een meer psychische bevrediging voor terugkrijgt.
Antropomorfisme en paedomorfisme hebben ook consequenties voor dierenwelzijn, en dat kan zowel positief als negatief zijn, afhankelijk van de omstandigheden. Aan de positieve kant, zolang we het dier een (bijna menselijk) gevoel, een menselijke geest toerekenen, iets wat impliceert dat het dier dus in staat is om bewust gevoelens en emoties te ervaren, zullen we veel gevoeliger zijn voor het welzijn van dat dier. Niet voor niks zijn veel dierenrechtenactivisten (al dan niet voormalig) huisdiereigenaar. En huisdiereigenaren staan meestal ook veel emotioneler tegenover zaken als bijvoorbeeld het slachten en eten van honden in China. Ook de kans dat mensen die dieren hebben vegetariër worden is relatief groter dan bij mensen zonder dieren, en dat komt allemaal uit onze antropomorfistische benadering voort.
Of deze grotere zorg voor dierenwelzijn onder eigenaren van huisdieren al dan niet nauwkeurig en objectief de werkelijke kwaliteit van het leven van dieren weerspiegelt is echter twijfelachtig. Dieren hebben verschillende, vaak andere, behoeftes, interesses en cognitieve capaciteiten dan mensen, dus met behulp van een menselijk of kinderlijk (paedomorfisme, de ander als kind zien) model als gids het dierenwelzijn bekijken leidt vrijwel zeker tot misverstanden.
Antropomorfe attributies impliceren bijvoorbeeld dat dieren, net als mensen, zijn in staat om opzettelijk met voorbedachte rade te handelen, en dus ook verantwoordelijk te zijn voor die daden. Het bekendste voorbeeld: de “schuldige” blik van een hond als de eigenaar thuiskomt en een enorme rommel aantreft.
Huidig bewijs suggereert dat de meerderheid van de eigenaren de 'schuldige blik' van de hond interpreteren als bewijs dat de hond volledig bewust is van wat hij fout gedaan heeft, en het gedrag daarom ook verwijtbaar is. In werkelijkheid blijkt uit de resultaten van gecontroleerde experimenten dat honden reageren met het kenmerkende “schuldig lijkende gedrag” bij elke keer dat eigenaren schelden, ongeacht of ze wel of niet schuldig zijn aan de “misdaad”.
Sterke antropomorfe gevoelens kunnen ook aanleiding geven tot ernstige en langdurig ongemak en angst bij huisdieren. Een groeiend probleem bij dierenartsenpraktijken is de neiging van eigenaren om euthanasie af te wijzen voor terminaal zieke huisdieren waarbij het leven oneigenlijk lang wordt verlengd, terwijl dit met pijn en leed gepaard gaat. Dit is gedeeltelijk een gevolg van de medische vooruitgang en de toenemende beschikbaarheid van voorheen ontoegankelijke behandelingsopties, maar het geeft ook aan dat veel eigenaren de “heiligheid” van het leven als belangrijk zien, en op hun (lijdende) dieren toepassen.
In een recent artikel tonen wetenschappers aan dat menselijke motivaties die ten grondslag liggen aan de blijvende en soms zelfs groeiende populariteit van hondenrassen die de neiging hebben te lijden aan gezondheids- en welzijnsproblemen door de effecten van extreme lichamelijke aanpassingen en/of genetische beschadigingen door specifiek fokken. Hierbij werd gekeken naar Deense hondeneigenaren (maar het zal in andere landen niet anders zijn). De eigenaren van drie “ongezonde” rassen (Cavalier King Charles spaniel, Chihuahua en de Franse buldog) met extreem uiterlijk of een vooroudergeschiedenis met genetische afwijkingen, en ook naar eigenaren van een “gezond” ras, de Cairn terrier, die qua grootte vergelijkbaar is, maar verder qua gezondheid veel normaler. Uit dit ondezoek zijn een aantal interessante bevindingen naar voren gekomen.
Ten eerste waren eigenaren van de drie "ongezonde" rassen meer gehecht aan hun honden dan de eigenaars van de gezondere Cairn terriers. Ten tweede, de waargenomen kwaliteit van de relaties van de eigenaren met deze honden was positief geassocieerd met het aantal vaak voorkomende gezondheidsproblemen die zij hebben ervaren. Met andere woorden: hoe zieker, hoe leuker! Het lijkt erop dat de hondenbezitters de neiging hebben minder gezonde honden met meer extreme uiterlijke kenmerken leuker en liever te vinden dan de relatief normale en gezondere honden.
Vergelijkbaar is een ander onderzoek, waarbij eigenaren van of adoptiehonden of honden “gered” uit een puppy-mill aangeven zeker vaker honden uit dezelfde “bron” te willen adopteren, ondanks het veelal veel slechtere gedrag (angst en agressie) van de adoptiehonden en puppy-mill-honden. Vrijwel elke eigenaar is –ondanks het gedrag- heel erg tevreden over zijn relatie met de hond. Oftewel, aldus de onderzoekers, de intrinsieke beloning van het mogen zorgen voor een aangetaste hond weegt sterk op tegen eventuele negatieve gevoelens over het slechte gedrag van die hond.
Eigenaren zien veel problemen ook niet of nemen ze minder zwaar, mogelijk door die aangeboren drang tot zorg. Een ander onderzoek keek naar honden die lijden aan brachycefaal obstructief luchtwegsyndroom (BOAS). In dit geval zijn eigenaren van 285 honden behorende tot verschillende brachycephale rassen gevraagd of hun hond momenteel ademhalingsproblemen had. Alle honden waren al onafhankelijk door een dierenarts beoordeeld die elke hond als lijder aan BOAS had aangemerkt.
Toch, meer dan de helft (58%) van de eigenaren van deze honden meldden dat hun hond geen ademhalingsproblemen had. Recenter nog concludeerde diezelfde onderzoekers in een nieuw onderzoek dat eigenaren van honden die zwaar getroffen waren door ademhalingsproblemen deze afhankelijkheid van de mens (paedomorfologie) juist als voornaamste pluspunt van hun hond zagen!
Chronische gezondheidsproblemen en gedragsproblemen zoals angst hebben de neiging om de waargenomen kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de dieren te vergroten en lijken ook hun wenselijkheid te vergroten als voorwerpen van menselijke zorg en gehechtheid. Het lijkt dat mensen er onbewust voor hebben gekozen om kleine, angstige, behoeftige, ongezonde en kwetsbare huisdieren - dieren met inherent gecompromitteerd welzijn - omdat dit juist de eigenschappen zijn die het best voldoen aan hun verlangen naar dingen om te koesteren. Het lijkt ook steeds erger te worden, zo ziet Serpell, de evolutionaire trends bij veel honden- en kattenrassen lijken de richting uit te gaan van steeds meer antropo- en paedomorf, wat steeds vaker de mentale en fysieke gezondheid van de dieren in gevaar brengt. En dus, om rassen daadwerkelijk weer “gezond” te krijgen, moet deze menselijke eigenschap om te antropomorfiseren en zelfs paedomorfiseren in alle voorlichting worden meegenomen.
Want zolang wij nog dieren kiezen omdat ze ziek en afhankelijk zijn (een beetje het syndroom van Münchausen by proxy) zullen beter en gezonder gefokte rassen het bij het vinden van een gouden mand afleggen tegen datgene wat blijkbaar onze zorgbehoefte aanspreekt, het zieke, zorgbehoevende dier.
Dit stuk is een Nederlandstalige bewerking van "How happy is your pet? The Problem of subjectivity in the assessment of companion animal welfare" van J.A.Serpell.