• Honden in de oorlog (deel 2)

Honden in de oorlog (deel 2)

Leestijd
6 minuten
Tot nu toe gelezen

Honden in de oorlog (deel 2)

do, 04/29/2021 - 12:55

In deze dagen staan we vaak even stil bij de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en bij de bevrijding. We kennen allemaal de verhalen van honger, van verzet, van de Joden en zigeunervervolging, van executies en collaboratie, we kijken naar films en documentaires op tv. Maar er is ook nog veel uit die periode waarover we minder horen. De komende paar dagen besteedt Dogzine aandacht aan de minder bekende rol van (leger)honden in de Tweede Wereldoorlog. Eerder verscheen dit artikel in de gedrukte uitgave (mei en juni 2018). Dit is deel 2.

Late start in Amerika

Bij de Amerikaanse troepen lag de situatie duidelijk anders, rond 1940 was er niet meer dan een handjevol honden “in dienst”. Pas in 1941 ontstond er een particulier initiatief, Dogs for Defence, dat begon met het opleiden van honden voor oorlogsdoeleinden. Het trainingsprogramma liep echter niet goed. De instructeurs hadden geen enkele ervaring met het trainen van honden voor oorlogssituaties, er was geen noodzaak voor geweest, en ook het trainen van de handlers verliep niet voorspoedig. Pas in ’42 werd het programma omgegooid en onder militaire supervisie geplaatst en ontstond het later beroemde K9-corps. Uiteindelijk resulteerde dat in het trainen van honden voor vier disciplines: honden voor patrouilles, verbindingen, mijnenzoekers en reddingshonden.

Langzamerhand groeide het aantal honden in de diverse legeronderdelen. Niet alles was even succesvol, de Duitse Doggen bleken slecht inzetbaar als reddingshond, slecht te trainen en jachthonden bleken te snel afgeleid door de aanwezigheid van andere dieren. Uiteindelijk, in 1944, bleven er zeven inzetbare rassen over. Duitse herders, Belgische Herders, Dobermanns, Collies, Siberische husky's, Malamutes en de Amerikaanse Eskimohond. Veel honden in de trainingsprogramma’s waren afkomstig van particulieren, zelfs beroemdheden stelden hun hond ter beschikking.

Uiteindelijk werden er ongeveer 14.000 honden naar de frontlinies gestuurd voor diverse taken. Het grootste deel werd ingezet in oorlogsgebieden in de Pacific. Er was overigens een nog ambitieuzer plan van de VS. Een in Santa Fe wonende Zwitser wist het Pentagon te overtuigen van de noodzaak van een hondenleger dat ingezet kon worden om de Japanners te verdrijven van de eilanden in de Stille Oceaan. De overtuigingskracht van de man, William A. Prestre, was zo groot, dat het Pentagon uiteindelijk eind 1942 een compleet eiland reserveerde voor de training van een potentieel leger van 40.000 honden. Ironisch genoeg was de naam van het eiland Cat Island. Prestre had plannen uitgewerkt om een leger van honden te formeren dat zelfstandig de eilanden kon aanvallen en de Japanners kon doden of verdrijven. De eerste golf aanvallers zouden Greyhounds zijn, die door hun snelheid en wendbaarheid paniek zouden veroorzaken onder de Japanse troepen, gevolgd door wolfhonden die de in paniek geraakte Japanners bijeen konden drijven. De derde golf aanvallers zou bestaan uit Duitse Doggen, die als voornaamste “killers” zouden optreden en de troepen zouden decimeren. Tot slot zouden bloedhonden en andere rassen als opruimploegen fungeren, om de laatste overlevenden op te sporen. Chesapeake Bay retrievers werden gezien als landingstroepen die de stranden zouden overlopen. Het enige probleem was de training van de honden: er moesten Japanners worden aangevallen maar Amerikanen moesten met rust gelaten worden. Aanvankelijk wilde men dit “oefenen” met Japanse krijgsgevangenen, maar Japanners gaven zich zelden over, dus veel krijgsgevangenen waren er niet. Het inzetten van Amerikaanse Japanners –vaak al geïnterneerdzonder naaste familie, werd verworpen omdat het mogelijk toch onrust onder het grote publiek zou veroorzaken. Toch had men Japanners nodig, omdat deze “een aparte geur en uiterlijk” zouden hebben. Uiteindelijk werden soldaten uit het Amerikaanse leger ingezet die van Japanse afkomst waren. De 25 mannen deden het goed en hielden stand tijdens de training hoewel ze regelmatig hard gebeten werden. Het optreden van de honden was minder succesvol, niet alleen bleken ze door de gebrekkige kynologische kennis van Prestre vooral in verwarring te raken door het aanvalssignaal dat bestond uit blazen op koeienhoorns, ook het geweervuur maakte veel honden bang. Bovendien bleken veel honden, afkomstig van particulieren en kennels, te lief en waren ze niet tot aanvallen te bewegen. Begin 1943 werd het plan daarop ook afgeblazen en Prestre verdween uit de geschiedenis. Het hele project had niettemin ruim 2 miljoen dollar gekost, naar hedendaagse maatstaven een waarde van ongeveer 20 miljoen euro.

Maar de Amerikaanse inzet van honden bij oorlogsvoering is sindsdien altijd gebleven, tot in Afghanistan en Irak toe. Veel honden hebben een heldenstatus verworven en door de VS heen zijn er meerdere monumenten voor dappere viervoeters. De meest onderscheiden hond bij de Amerikanen was Chips, een Duitse Herderkruising. Chip vocht mee in Duitsland, Frankrijk, Noord-Afrika en Sicilië samen met de 3e infanteriedivisie. En alhoewel Chips getraind was als reddingshond, is zijn meest bekende daad dat hij losbrak van zijn lijn en een mitrailleursnest in Italië aanviel, waarbij hij de schutters uiteindelijk dwong tot overgave. De hond raakte daarbij gewond, maar kreeg wel het Distinguished Service Cross, de Silver Star en de Purple Heart. Omdat de regels van het leger voorschreven dat dieren niet onderscheiden konden worden, werden de medailles later helaas herroepen. Chips zwaaide af in 1945 en ging terug naar zijn oorspronkelijke eigenaar, de familie Wren. Uiteindelijk kreeg Chips toch nog eerherstel, Disney maakte in 1990 een film over de hond en op 15 januari 2018, zeer recent dus, kreeg hij –postuumde PDSA Dickin Medal (het voor dieren bestemde equivalent van het Victoria Cross) voor zijn daden in oorlogstijd. De medaille werd uitgereikt aan de zoon van de eigenaar, John Wren, die zelf vier was toen Chips terugkwam uit de oorlog.

De Engelse oorlogshonden

Ook het Engelse leger kende oorlogshonden, maar ook daar werd er pas aan het begin van de oorlog een start mee gemaakt. Het eerder genoemde artikel in de Berlijnse krant “Die Hundewelt” was de aanleiding daarvoor. Uiteraard kreeg de Engelse legerleiding informatie over het feit dat Duitsland 200.000 getrainde honden had, maar de Britten zagen de noodzaak niet in van het gebruik van honden. Sterker nog, tijdens de eerste twee maanden van de voedselrantsoenering, ingesteld in de Blitzkrieg, werden honderdduizenden honden en katten in Engeland geëuthanaseerd om voedsel te besparen (daarover later meer). Het was Majoor James W. Baldwin, die toch de noodzaak van honden voor oorlogsdoeleinden inzag.

Baldwin, opperbevelhebber van een luchtmachtbasis in Engeland, zag in dat er veel manschappen nodig waren om deze bases te bewaken. Maar menselijke bewaking kan zich door saboteurs laten misleiden. Baldwin zag er de risico's van in en kwam met een oplossing. Hij stuurde de legerleiding een bericht met het verzoek te komen kijken hoe één hond de taak van meerdere mannen kon overnemen. Geïntrigeerd door dit ongewone verzoek nam zowel de regering als de legerleiding de uitnodiging aan en na Baldwins kleine maar overtuigende demonstratie kreeg Engeland zijn Dogs of War.

Om aan honden te komen begon de regering in 1941 met het plaatsen van kleine annonces in lokale kranten. “To British Dog Owners,” schreven de kranten. “Your country needs dogs for defence. Alsations, Collies and other large breeds. Here is your great opportunity to actively help to win the war – will you loan one?” Alhoewel feitelijk bedoeld om de mening van het grote publiek te peilen, was de reactie onverwacht, binnen twee weken werden ruim 7.000 honden aangemeld, gedeeltelijk ook omdat veel eigenaren eigenlijk onvoldoende eten hadden om ook hun hond te voeden.

Op 4 mei 1942 ging het eerste trainingsinstituut open, de Greyhound kennel in het plaatsje Northaw. Aanvankelijk met 40 “rekruten”, aan het eind van de oorlog was het totaal aantal honden opgelopen tot 3.300. Niet dat de training ook maar in de verte leek op de training van hedendaagse diensthonden, ervaring ontbrak. De eerste inzet van Britse honden bleek een ramp. Er werden 36 honden ingezet in Noord Afrika, maar slechts 5 overleefden. De rest stierf een tragische dood. Airedale terrier Chum verdronk bij de landing, Labrador Prince stierf toen een bom het voertuig waar hij inzat vernietigde. Maar onder de leiding van Herbert Lloyd, een legendarische Cocker Spaniel fokker, werd de kwaliteit van de training steeds beter en dus ook die van de honden. Zijn dochter, inmiddels in de 80, herinnert zich nog hoe ze de vrachtwagens met honden onderweg naar de training een saluut bracht.

Niet alleen werden de honden getraind op het vinden van mijnen, op waakzaamheid en op het overbrengen van berichten, sommige honden kregen een paratraining zodat ze achter vijandelijk linies konden worden gedropt uit vliegtuigen. Brian een border collie-kruising, was een van de beroemdste paradogs, en kreeg later ook de PSDA Dickin-medaille. Tijdens D-Day werd hij in Frankrijk gedropt, terwijl het vliegtuig zwaar onder vuurgenomen werd. Brian, oorspronkelijk Bing, was in 1944 door zijn eigenaar afgestaan toen deze hem niet langer voldoende eten kon geven. Frankrijk was voor hem de eerste gevechtsactie, als reddingshond samen met het 13e Parachute Battalion van de 6e Airborne divisie. De sprong ging niet helemaal goed: Brian moest met vlees gelokt worden voor hij durfde te springen en landde in een boom, zodat hij eerst zelf gered moest worden. Hij bleef tot september ’44 in Frankrijk, en kwam in maart 1945 opnieuw in actie bij het oversteken van de Rijn in de richting van Duitsland. Na de oorlog keerde Brian terug naar zijn eigenaren, waar hij in 1955 overleed. Zijn vacht is –geprepareerd nog altijd te zien in een Brits oorlogsmuseum, zijn overige resten kregen een eervolle begrafenis op het PSDA-hondenereveld in Ilford.

Hij was een van de weinige gelukkigen die terugkeerden; van alle honden keerden er slechts 1.500 terug na de oorlog. De overige honden werden gekocht door de Britse regering, nog enige tijd in Duitsland ingezet om vervolgens te worden geëuthanaseerd zodra hun militaire loopbaan voorbij was. Er werden 17 honden voorgedragen voor de RSCPA Medaille voor moed, doch slechts drie honden kregen de medaille ook daadwerkelijk uitgereikt. Van alle uitgezonden honden overleden er rond de 200 ten gevolge van directe oorlogshandelingen. Een andere beroemde hond niet in legerdienst, was Rip, een search-and-rescue hond die meer dan 100 levens wist te redden van mensen tijdens de bombardementen op Londen. Rip, een zwerfhond, was de eerste reddingshond in gebruik bij de luchtbeveiliging. Nadat hij in Poplar, Londen, gevonden was door een medewerker van de luchtbeveiliging, Mr. King, ging hij onder verdere training aan het werk. Zijn zelfstandige inzet was mede de aanleiding om meer reddingshonden te gaan trainen. Ook Rip ontving de Dickin-medaille, en werd na zijn dood in 1946 op het ereveld in Ilford begraven.

Een andere hond die meevoer met de Royal Navy, was de eerste hond die ook daadwerkelijk krijgsgevangen werd. Judy, een Engelse pointer geboren in Shanghai , diende op meerdere “gunboats”. Na een torpedo-aanval werd ze, samen met de bemanning, gevangengenomen door de Japanners. Twee jaar lang zat ze in kampen langs de gevreesde Sumatra-spoorlijn. Ze werd bekend door haar enorme haat jegens de Japanse kampbewaarders, waarbij ze hen meerdere malen bedreigde. Andersom probeerden de bewaarders haar meerdere keren dood te schieten. In 1945 werd ze bevrijd, samen met haar menselijke gevangenen bij wie ze al die jaren de moed erin had weten te houden. Uiteindelijk overleed ze aan melkklierkanker in 1950. Ook zij ontving de Dickin-medaille, "For magnificent courage and endurance in Japanese prison camps, thus helping to maintain morale among her fellow prisoners and for saving many lives by her intelligence and watchfulness".

In het volgende deel meer over "The great pet massacre"

Wie veel meer over dit onderwerp wil lezen, in "Bomhond, showhond of poulet" (Uitgave Dogzine 2020) is de geschiedenis van honden in de 2e Wereldoorlog uitgebreid beschreven. Verkrijgbaar via uw boekhandel, ook online en via de webwinkel van Dogzine.