• Honden in de oorlog (deel 1)

Honden in de oorlog (deel 1)

Leestijd
7 minuten
Tot nu toe gelezen

Honden in de oorlog (deel 1)

di, 04/27/2021 - 16:19

In deze dagen staan we vaak even stil bij de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en bij de bevrijding. We kennen allemaal de verhalen van honger, van verzet, van de Joden en zigeunervervolging, van executies en collaboratie, we kijken naar films en documentaires op tv. Maar er is ook nog veel uit die periode waarover we minder horen. De komende paar dagen besteedt Dogzine aandacht aan de minder bekende rol van (leger)honden in de Tweede Wereldoorlog. Eerder verscheen dit artikel in de gedrukte uitgave (mei en juni 2018).

Grofweg valt de geschiedenis van honden in de periode '40-'45 in te delen in het militaire gebruik van honden en het dagelijkse leven van de gewone huishond in Nederland en de wereld tijdens de oorlog. Twee heel verschillende werelden die af en toe raakvlakken vertonen. Er is zowel veel als weinig informatie. Het voert te ver om hier het complete verhaal neer te zetten, daarmee zouden we een heel nummer kunnen vullen. Maar kijk in vogelvlucht met ons mee naar de rol van de hond in deze oorlog.

Honden voor militaire doeleinden Al sinds de Romeinse tijd kenden honden verschillende functies in het leger, de Tweede Wereldoorlog was daarop geen uitzondering, zowel de Duitse troepen als de geallieerden maakten gebruik van honden, in goede en kwade zin.

Na afloop van de Eerste Wereldoorlog werd Duitsland door het Verdrag van Versailles verboden om een groot stand leger te hebben. Dit        bleef zo tot in de jaren dertig, tot na Hitlers machtsovername het leger weer in kracht toenam. Rond 1930 was de Wehrmacht al begonnen met het wederopbouwen van hondenbrigades, in de plaats Grunheide, dicht bij Frankfurt, was een geheime opleidingsplaats waar ongeveer 2.000 honden tegelijk konden worden getraind. Dit gebeurde onder het mom van een opleiding voor politieagenten, om zo het Verdrag van Versailles niet te schenden. Ook elders werden kleine units getraind, alles voorzichtig om geen argwaan te wekken bij de geallieerden. Ook groepen paramilitairen van de Nationaal Socialistische Partij trainden honden, eveneens in het geheim. Cijfers laten zien dat in de tien jaar voorafgaand aan het begin van de oorlog in 1939 zo’n 200.000   honden een militaire training doorliepen of hadden doorlopen. In het Berlijnse blad “Die Hundewelt” wordt gesproken over een bijeenkomst van 15.993 honden, herders, Dobermanns, Airedale terriers en boxers, getraind als waakhonden, verkenners en boodschappers. Toen de oorlog uitbrak kwamen deze units in bedrijf, eerst bij gevechten, later als eenheden om gebieden te bewaken en mensen onder de duim te houden.

Honden als wapen tegen mensen In de concentratiekampen werden honden ingezet tegen gevangenen. Ze waren getraind om gevangenen aan te vallen en te doden. SS-leider Heinrich Himmler (zelf eigenaar van een Duitse herder, zoals zoveel SS-officieren) omschreef hun functie met: “ze moeten gevangenen omcirkelen en bijeenhouden als een kudde schapen om zo ontsnappen te voorkomen.” Wellicht een van de bekendste “kamphonden” was de St. Bernard Barry van de uitzonderlijk wrede kampbewaker en SS-officier Kurt Franz in het vernietigingskamp Treblinka. De hond was erop getraind om gevangenen aan te vallen op het commando “Mensch, faß den Hund“ (waarbij de gevangene de hond was) en ze in de genitaliën te bijten. De hond zelf was echter een zeer lieve hond, en het verhaal gaat dat hij ooit, erop uitgestuurd om een ontsnapte vrouw met haar kind te vinden, het kind begon te likken en naast haar kroop. Dit kwam hem op een zware bestraffing te staan van Franz. Na de oorlog werd Franz veroordeeld tot levenslang (hij kwam vrij in 1993), Barry werd opgevangen door een dorpsbewoner, en stierf in 1947 zonder ooit nog maar iemand gebeten te hebben.

SS-officieren waren in het algemeen dol op hun honden, vooral Duitse herders. Hitler zelf had herders, waarvan Blondi, zijn lievelingshond, door hem zelf zou zijn omgebracht met eenzelfde cyanidecapsule als hij zelf nam, als test, maar ook om de hond niet in handen van de vijand te laten vallen. Zijn vriendin, op de valreep zijn vrouw Eva Braun, had overigens volgens de overlevering een hekel aan de herders en hield twee Schotse terriers, Negus en Stasi.

Bahnschutz

Al sinds 1923 maakte de Reichsbahn, de toenmalige Duitse spoorwegen, gebruik van hondeneenheden, die voor 90% uit Duitse herders bestonden, om stations te bewaken en mensenmassa’s in bedwang te houden. Tijdens latere deportaties kegen honden ook deze rol toebedeeld. De “Bahnschutz” die stations bewaakte waar vandaan Jodentransporten vertrokken, maakte gebruik van honden om mensen te intimideren en te verhinderen te vluchten.

Hoe wreed de nazi's ook waren jegens bevolkingsgroepen die in hun ogen niet waard waren om te leven, zo sentimenteel waren ze wat dieren betreft. Duitsland kende bijzonder zware straffen voor dierenmishandeling, wie hiervan beschuldigd werd kon twee jaar gevangenis krijgen. Dierproeven op universiteiten werden gezien als “Joodse wetenschap” en verwerpelijk geacht. Wie zich hieraan schuldig maakte zou, zo klonk het begin jaren veertig, in een concentratiekamp terechtkomen. Dit was overigens een van de eerste vermeldingen in Duitsland die het bestaan van dit soort kampen erkende. De dierenliefde van de Nationaalsocialisten paste in de ideologie waarin de natuur een belangrijke, romantische rol speelde. De wet tegen dierenmishandeling uit 1933 bleef overigens tot 1972 ongewijzigd van kracht in Duitsland.

Het meest bizar is waarschijnlijk wel de enorme intelligentie die Hitler en de nazi’s honden toedichtten. Nog voordat de nationaalsocialisten aan de macht kwamen was een groep ‘wetenschappers’ van mening dat honden bijna net zo slim waren als mensen en dat hun intelligentie zou blijken door de juiste rassen met elkaar te kruisen en ze de juiste training te geven. Hitler ondersteunde die visie en richtte een school op in Hannover om honden te leren praten, de Tier-Sprechschule ASRA. Eén van de bekendste honden van de Schule was terriër Rolf, die in morse zijn eigen naam met zijn poot kon spellen. Het uiteindelijke doel van de Sprechschule was overigens dat honden taken zouden kunnen overnemen van de SS. Jan Bondeson van de Universiteit van Cardiff ontdekte dit verhaal in een nazi-geschrift uit 1943 en schreef er een boek over: ‘Amazing Dogs: A Cabinet of Canine Curiosities’. Het pamflet citeerde de directrice van de school, Frau Schmitt, die zeker wist dat sommige honden in staat waren om een paar woordjes te spreken. Bondeson schrijft: ‘At a nazi study course, a talking dog was once asked ‘Who is Adolf Hitler?’ and replied ‘Mein Führer!’ Overigens meenden de nazi’s ook dat honden en mensen elkaar telepathisch konden begrijpen en deden daar experimenten mee.

De honden van de Sovjet-Unie

Maar niet alleen Duitsers zetten honden in voor oorlogsvoering. Vanaf de Russische revolutie in 1917 focuste de nieuwe communistische regering op honden voor zowel bewaking als voor militaire doeleinden. Dat ging ten koste van de als “bourgeois” bestempelde rassen zoals de Barsoi en de Bolonka, die als waardeloos werden gezin voor dit soort taken. Zelfs de Siberische husky vonden de Russen te klein voor de taken en zonder West-Europese fokkers zou dat ras verdwenen zijn. De Sovjets keken vooral naar groot en groter, bijvoorbeeld de Kaukasische Ovcharka en honden uit Centraal Azië. Uit de eerste fokexperimenten kwam de Oost-Europese herder voort, een Duitse herder maar groter en geschikt voor het koude klimaat in de Sovjet-Unie. Veel van die experimenten werden gedaan door het Rode leger, dat uiteindelijk in de Tweede Wereldoorlog ruim 60.000 honden zou inzetten. Veelal afkomstig uit de beruchte Red Star kennel bij Moskou, in 1924 opgericht onder leiding van Kolonel G. Medvedev. Diverse kruisingen werden geproduceerd, met als resultaat onder andere de Moskou Waterhond, de Moskou Duitse Herder en de Moskou Guard Dog (zie vorige nummer van Dogzine). De bekendste is wel de Russische Zwarte Terriër, inmiddels FCI-erkend. De eerste twee rassen zijn overigens inmiddels weer uitgestorven. Uiteindelijk waren er meer dan 168 militaire eenheden met honden die ingezet werden in de oorlog. Het merendeel vooral als reddingshonden, om de levens van Russische soldaten te redden. De honden spoorden gewonden op en konden ze door de diepe sneeuw in veiligheid brengen. Het leven van soldaten hing er vanaf hoe snel ze door honden gevonden werden. Beroemd werd de Duitse herder Bob, die tijdens de slag om Duminichi maar liefst 16 slachtoffers wist op te sporen tussen de beschietingen door, simpelweg door naast de gewonde te gaan liggen net zolang tot de soldaat zich met spullen uit Bobs medische kit, op zijn rug gebonden, kon verbinden en zo terug kon naar de eigen linies. Uiteindelijk droegen de reddingshonden tijdens de ”Grote Patriottische Oorlog“ meer dan 700.000 gewonde soldaten van het slagveld. Een van de soldaten, Tyumen Sergei Solovyov, schreef in zijn memoires: "Vanwege het zware artillerievuur konden wij niet bij de zwaargewonde medesoldaten komen. De gewonden hadden dringend medische hulp nodig, veel van hen bloedden heftig. Tussen leven en dood zat maar een paar minuten ... De honden kwamen te hulp, ze kropen voorzichtig naar de gewonde man toe en hielpen hem door hun medische kit. Geduldig wachtten ze op hem totdat hij de wond verbonden had. Pas daarna gingen ze naar een ander. Ze konden een levende onmiskenbaar onderscheiden van een dode, ondanks dat veel van de gewonden bewusteloos waren. Van bewusteloze soldaten likte de viervoetige verpleger zijn gezicht totdat hij weer bij bewustzijn was. In de Arctische gebieden zijn de winters zeer koud, maar de gewonden werden gered door de honden ze verwarmden ze met hun adem. Geloof het of niet, maar de honden huilden over de doden ... "

Maar de Sovjets hadden meer dan alleen reddingshonden. Aan de frontlinies van de Russen waren 13 bataljons (detachementen) van honden – tankvernietigers, 18 bataljons van mijn-opsporingshonden, 36 bataljons van hondensledenteams en 4 detachementen met honden als boodschappers. Deze brachten berichten over van de ene naar de andere eenheid. In complexe gevechtsituaties, vaak op voor mensen ontoegankelijk terrein, werden meer dan 120.000 gevechtsrapporten door honden afgeleverd en 8000 km telefoondraad uitgerold om communicatie tot stand te brengen. De honden, met een rol draad op de rug, legden zo de verbindingen aan. De beroemde hond Mink levered 2.398 gevechtsrapporten af in 1942 en 1943. Een andere legendarische hond, Rex, leverde 1.649 rapporten af, hij raakte verschillende keren gewond, hij zwom driemaal over de Dnjepr, maar kwam altijd op zijn post aan. Mijnhonden hielpen bij het detecteren van mijnen in meer dan 300 steden, sommige bronnen hebben het over meer dan 3.000 steden en dorpen, onder meer in Wenen en Praag.

De beroemdste hond was Djulbars. Djulbars was een gewone rossige bastaard, sjofel en zonder pretentie. Aanvankelijk werd de hond door de eenheid uitgelachen, maar uiteindelijk wist Djulbars bijna 7.500 mijnen op te sporen. Als enige hond in de Sovjet-Unie in de Tweede Wereldoorlog kreeg Djulbars een hoge militaire onderscheiding. Het verhaal gaat dat hij het eervolle recht verdiende om deel te nemen aan de Overwinningsparade, gehouden op het Rode Plein op 24 juni 1945. Helaas, op de dag dat de parade werd gehouden, was de hond nog niet hersteld van een verwonding en kon hij niet lopen. Dit werd gemeld aan Stalin. De opperbevelhebber beval daarop: "Laat deze hond gedragen worden op het Rode Plein op mijn tuniek ...". En tijdens de parade was Luitenant-Kolonel Alexander Mazover de enige die niet het militaire saluut hoefde te brengen aan Stalin, omdat Mazover Djulbars droeg, liggend op de jas van Stalin, althans, zo wil het verhaal, want uiteindelijk klopt dit niet.

Zelfmoordcommando’s

Wellicht nog het meest tot de verbeelding sprekend waren de antitankhonden. De Sovjets hadden honderden honden getraind om op vijandelijke tanks af te lopen en eronder te gaan liggen, waarop de springlading die ze droegen tot ontploffing werd gebracht. Een soort zelfmoordcommando’s dus. De honden werden getraind om te denken dat er voedsel onder de tank lag en zo liepen ze op de vijandige tanks af. Helaas bleek het systeem weinig effectief. Tijdens de trainingen was er nooit op de honden geschoten, de Duitsers deden dat wel. Veel honden werden bang door het geluid van beschietingen en verloren de motivatie om eten te gaan zoeken. Een ander, groter probleem, was dat de honden met Russische tanks getraind waren, die, doordat ze een ander soort brandstof gebruikten dan de Duitse tanks, ook anders roken en daardoor door de honden niet herkend werden. De Sovjet-Unie claimt dat er uiteindelijk rond de 300 tanks door honden vernietigd werden, vermoedelijk ligt het aantal lager. De enige echt gedocumenteerde gegevens zijn 12 tanks in de strijd om Koersk, waarbij 16 honden werden ingezet. Desondanks bleven de Sovjets tot 1996 actief met het trainen van antitankhonden.

Een gedicht van de Russische dichter Borisova herdenkt de honden nog:

Marysha,

jij ging als eerste naar het doel, je viel met een kogel in je hoofd Daarna de ruige Buran,

een ontploffing, een flits

Deze tank zou niet naar Moskou gaan Hoe goed vochten jullie, strijders

Een kapotte tank, geen spoor meer van jullie

En wij slikken onze tranen weg, we herinneren ons

jullie honden,

jullie gaven je leven voor ons…

 

In het komende deel meer over de honden in het Amerikaanse en Engelse leger...

Wie veel meer over dit onderwerp wil lezen, in "Bomhond, showhond of poulet" (Uitgave Dogzine 2020) is de geschiedenis van honden in de 2e Wereldoorlog uitgebreid beschreven. Verkrijgbaar via uw boekhandel, ook online en via de webwinkel van Dogzine.

Bij de foto: sovjet-troepen met honden, medio 1942