Raad voor Dierenaangelegenheden: Professionaliseer de therapie met dieren!
De opleidingsinstituten en aanbieders van “dierondersteunende interventies” zouden moeten professionaliseren. Eén brancheorganisatie, gezamenlijke beroepscodes, het ontwikkelen van (na)scholing en erkenning van de opleidingen, en het beroep van therapeut met dieren erkend laten krijgen. Dat beveelt de Raad voor dierenaangelegenheden aan aan de sector zelf.
De sector zou zich ook moeten gaan houden aan de aanbevelingen in de White paper” van de International Association of Human-Animal Interaction Organizations (IAHAIO, 2018). Iedereen kan nu maar beginnen met het aanbieden van “hulphonden” en andere dieren, voor allerlei aandoeningen en problemen. En dat komt nog het welzijn van dieren die ingezet worden, nog de mensen die soms met slecht opgeleide therapeuten en/of dieren te maken krijgen niet ten goede. “We bevelen aan de mensen die interventies uitvoeren te onderwijzen in dierenwelzijn en hoe deze te beoordelen. Ook relevante kennis betreffende zoönosen, diergezondheid en hygiëne zijn noodzakelijk om de fysische gezondheid van mens en dier te waarborgen. Kennis met betrekking tot het gedrag van dieren voorkomt onveilige en ongewenste situaties. De richtlijnen van de ISAAT/ESAAT kunnen ondersteuning bieden.” aldus de RDA. Het ministerie zou de wet moeten aanpassen en daar ook richtlijnen voor (het werken met) interventiedieren in op moeten nemen. Daarnaast moet de minister om de tafel met de beroepsgroep om de kwaliteitseisen gezamenlijk vast te leggen.
Dit artikel is een premium-artikel,beschikbaar voor abonnee's van ons blad en website-abonnee's. Het vervolg van dit artikel kunnen abonnees lezen.
Wilt u toegang, kijk dan hier voor de mogelijkheden
En, zo stelt de RDA, er moet goed onderzoek komen naar interventie met dieren. “Goed opgezet onderzoek naar de effectiviteit van dierondersteunde interventies kan inderdaad het nut van enkele therapieën en inzet van dieren aantonen. Dit is nodig om de inzet van dieren te rechtvaardigen. Dieren die worden ingezet voor doelen waarvan het nut en de noodzaak niet is aangetoond zouden geen welzijnsongemakken mogen ondervinden ten gevolge van deze activiteit.” Ook wil de RDA weten of dieren die speciaal zijn opgeleid als therapiedier het wel of niet beter of slechter doen dan gewone huishonden die de therapie er als taak bijkrijgen. En wil de RDA weten of er geen alternatieven zijn voor therapiehonden. “Zo kunnen er alternatieven onderzocht worden voor de interventies. Wanneer de ADL-hond door een robot zou kunnen worden vervangen, hoeven deze niet langer opgeleid en ingezet te worden. Als er aantoonbaar aanvullende voordelen bestaan van een hond ten opzichte van een robot, zoals affectie en interactie, kunnen deze factoren ondervangen worden door een gezelschapsdier.” Zorgverzekeraars zouden vergoedingen straks afhankelijk moeten maken van het feit of de aanbieders van dierondersteunende interventies wel of niet geaccrediteerd zijn, en de borging van dierenwelzijn moet als criterium worden ogenomen in het besluit om al dan niet dergelijke zorg te vergoeden. Instellingen als ziekenhuizen en verzorgingshuizen, maar ook rechtbanken, zouden alleen nog maar gebruik moeten maken van aanbieders van zorg die over een keurmerk, erkend door het ministerie, beschikken.
De RDA komt met zijn aanbevelingen op verzoek van de minister. Het aantal aanbieders van dierondersteunende zorg stijgt, het aantal hulpdieren ook, en met de stijging komen er ook meer aanbieders. Die dus lang niet allemaal beschikken over een goede opleiding, de juiste kennis etc. Beun de Haas doet ook mee in de stijgende markt zeg maar. En bij al die extra inzet van dieren wordt het welzijn van die zorgdieren wel eens uit het oog verloren. Mede omdat de wet wel het welzijn van dieren aankaart, maar er geen specifieke richtlijnen zijn voor wat een zorgdier nu wel en niet mag. Vooralsnog lijkt het met de welzijnsrisico’s voor zorgdieren mee te vallen, ook in de literatuur wordt er weinig over gesproken, maar er is dan ook weinig onderzoek. En dieren, honden, katten, konijnen, paarden etc, die urenlang worden geknuffeld om zo kinderen of ouderen tot rust te brengen en te ontspannen, kunnen zelf wellicht heel gestrest raken. Denk aan de puppyknuffelende studenten vlak voor hun examen.
Nederland mag geen regels hebben, Oostenrijk is als land hier heel veel verder mee. In Oostenrijk is sinds januari 2015 een aanvullende richtlijn aangaande therapie- en assistentiedieren in de wet Bundesbehindertengesetzes (BBG) verankerd. Daarin staat onder meer dat een aanbieder van dierondersteunende zorg gecertificeerd moet zijn voor hij aan het werk mag (Deze certificering houdt onder andere in: evaluatie van het mensdierteam en gezondheids-, temperament- en gedragscontroles om te bepalen of een dier geschikt is om het werk uit te voeren. Daarnaast worden er eisen gesteld aan de professional die de hond in wil zetten. Eisen zijn onder andere een erkende opleiding, een minimum aantal trainingsuren en een minimum leeftijd van 18 jaar). Ook zijn er grenzen aan de inzetbaarheid van de dieren: Therapiehonden mogen met een maximale frequentie van één keer per dag gedurende 45 minuten, twee maal per week, worden ingezet. In uitzonderlijke gevallen mag een hond drie keer per week ingezet worden.
Ook schrijft de wet eisen voor betreffende assistentiehonden. Onder deze assistentiedieren vallen volgens de wet BBG: blindengeleidehonden, signaleringshonden voor doven, medische signaleringshonden (voor epilepsie- en diabetespatiënten) en ADL-honden. De eisen voor de professional behelzen veterinaire gezondheidschecks, een beoordeling betreffende het gedrag en karakter van het dier en een evaluatie van de geschiktheid van de werkprestatie van het dier voor de beoogde eigenaar. Wanneer aan alle gestelde eisen voldaan wordt kan een hond definitief geplaatst worden en kan er aanspraak worden gemaakt op publieke fondsen en kan het dier op het identiteitsbewijs van de nieuwe eigenaar worden geregistreerd. Oostenrijk loopt daarmee voorop in Europa, maar ook Duitsland, Luxemburg en Zwitserland hebben een certificeringssysteem. Wil men gecertificeerd worden moet scholing voldoen aan bepaalde standaarden en richtlijnen beschreven door de International Society for Animal Assisted Therapy (ISAAT) en/of de European Society for Animal Assisted Therapy (ESAAT).
Zoals gezegd, het aantal interventies neemt toe, maar niemand weet hoeveel. “Exacte statistieken zijn er niet, omdat er geen centrale registratie plaatsvindt binnen de branche.” concludeert de RDA. En voor een hele range aan ‘problemen’: Dierondersteunde interventies worden toegepast bij mensen van alle leeftijden en een verscheidenheid aan problematiek waaronder autisme spectrum stoornis, gedragsproblematiek, ADHD, syndroom van Down, depressie en dementie. Maar ook voor zaken waarbij nut en noodzaak op zijn zachtst gezegd niet direct duidelijk is. “Verder constateert de Raad dat, nu de populariteit van dierondersteunde interventies toeneemt, er interventies worden aangeboden die niet noodzakelijk zijn. Ter illustratie: een paard wordt ingezet ten behoeve van een teambuilding opdracht, waarbij het team tracht het paard bepaalde taken uit te laten voeren. Hoewel mogelijk nuttig voor de teambuilding bestaan er alternatieven voor dit doel en is de inzet van dieren dus niet noodzakelijk.”
Dus, deskundigheid, een keurmerk en nut en noodzaak. En dan nog, zegt de RDA, moet de kans dat de inzet van het dier leidt tot een inbreuk op diens welzijn zo klein mogelijk gehouden te worden. Dit betekent ook dat er bij dierondersteunde interventies altijd naar gestreefd wordt om de belasting van het dier te minimaliseren.
De bal ligt nu bij de minister en de branche om met de aanbevelingen aan de slag te gaan.
bron