Uiterlijk en ademnood, een onderzoek
Extreem brachycefale rassen, ook bekend als kortsnuiten, zijn gevoelig voor conformatie-gerelateerde respiratoire aandoening-brachycefalic obstructive airway syndrome (BOAS). Met wat simpeler woorden: aandoeningen aan de luchtwegen die direct verband houden met het uiterlijk van de honden.
Het bekendst om dit probleem zijn de mopshond, de Franse buldog en de Engelse buldog. Honden met BOAS kennen een breed scala aan klinische symptomen, van snurken en problemen met bewegen tot levensbedreigende gebeurtenissen zoals syncope (flauwvallen als gevolg van acuut zuurstoftekort in de hersenen).
Dit artikel is een premium-artikel,beschikbaar voor abonnee's van ons blad en website-abonnee's. Het vervolg van dit artikel kunnen abonnees lezen.
Wilt u toegang, kijk dan hier voor de mogelijkheden
In een recent gepubliceerde studie werd gezocht naar risicofactoren voor BOAS die mogelijk kunnen helpen bij verlagen van het risico bij het fokken van dergelijke honden. Zeshonderdvier mopsen, Franse buldoggen en Engelse buldoggen werden opgenomen in de studie. Er werden metingen van de kop en het lichaam gedaan en er werd rekening gehouden met de individuele meetverschillen van de onderzoekers.
Er werden rasspecifieke modellen ontwikkeld zodat de overeenkomsten en verschillen tussen de uiterlijke factoren en de BOAS-status objectief kon worden beoordeeld aan de hand van een functionele indeling. De modellen werden verder gevalideerd door middel van een BOAS-index, die een objectieve meting is van de ademhalingsfunctie met behulp van pletysmografie in het gehele lichaam. Pletsymografie is een methode waarmee de snelheid van het bloed en de doorbloeding in het gehele lichaam wordt gemeten.
De uiteindelijke modellen hebben een goed voorspellend vermogen voor discriminerende BOAS (-) en BOAS (+) fenotypes. Wanneer andere factoren werden gecontroleerd, werden stenotische neusgaten geassocieerd met BOAS in alle drie de rassen; Mopsen en buldoggen met scores voor hogere lichaamscondities (BCS, body condition score) hadden een hoger risico om BOAS te ontwikkelen.
Bij de meting voor de BCS werden de honden gewogen en werd hun vetgehalte bepaald. Hoe hoger de score, hoe zwaarlijviger de honden. De dikte van de nek in buldoggen was de enige significante voorspeller met bevredigende reproduceerbaarheid tussen de waarnemers.
Een NGR (nekdikte) hoger dan 0,71 in mannelijke buldoggen was voorspellend voor BOAS met ongeveer 70% gevoeligheid en specificiteit.
Concluderend, stenotische neusgaten, BCS en NGR bleken geldige, gemakkelijk toe te passen voorspellers voor BOAS te zijn.
Brachycephalic obstructive airway syndrome (BOAS) is een conformatie-gerelateerde ademhalingsstoornis van hondenrassen met verkorte schedels en snuiten, zoals de mopshond, de Franse buldog, de buldog en anderen. Fokselectie voor extreme brachycefalie heeft geresulteerd in deformatie van het bovenste luchtwegenkanaal wat leidt tot obstructie, omdat de zachte weefsels niet evenredig zijn afgenomen met de lengte van de schedel. Honden die hieraan lijden vertonen luidruchtige en moeilijke ademhaling. Ze hebben moeite met beweging en ze hebben warmte-intolerantie, vaak gepaard gaand met verstoorde ademhaling tijdens de slaap, gastro-intestinale stoornissen zoals teruggeven van voedsel en braken, en in de ergste gevallen zuurstoftekort in het bloed, toevallen, dichtklappende luchtpijp en de dood.
Hoewel klinische symptomen van BOAS op individueel niveau door chirurgie kunnen worden verbeterd, lopen ernstig aangetaste honden een verhoogd risico bij narcose.
BOAS is een ernstig welzijnsprobleem.
Het feit dat beroemdheden de drie genoemde rassen blijkbaar een warm hart toedragen en dat bedrijven ze ook veelvuldig gebruiken in hun advertenties helpt hierbij bepaald niet.
In de afgelopen eeuw is de schedelvorm in de extreme brachycefale rassen geleidelijk afgenomen in gezichtslengte en evenredig toegenomen in schedelbreedte, en er is vaak gesuggereerd dat dit gepaard gaat met een toename van zowel de ernst als het vóórkomen van BOAS.
Naar schatting 60% van de eigenaren herkent de klinische symptomen van BOAS niet, zodat de werkelijke cijfers van dit probleem veel hoger zouden kunnen liggen.
Maar er zijn ook wel degelijk honden onder deze rassen die normale ademhalingspatronen hebben en gedurende hun leven geen BOAS hebben gehad.
Er is de laatste tijd echter een toenemend bewustzijn van de BOAS-gerelateerde welzijnsproblemen bij hondenbezitters en andere belanghebbenden. Er is gesuggereerd dat een hervorming van de rasstandaard van brachycephalische rassen het aantal BOAS-gevallen in deze extreme rassen zou kunnen verminderen. Er zijn zeer veel onderzoeken geweest, die echter allemaal ingewikkelde apparatuur of minimaal narcose vereisten.
Als alternatief zijn metingen met een zacht meetlint voorgesteld om de uiterlijke kenmerken bij honden te bepalen en werden ze verder toegepast om BOAS te bestuderen. De Packer et al. (2015) studie meldde dat craniofaciale ratio (CFR) en nekomtrek conformatie-gerelateerde risicofactoren zijn voor BOAS bij het vergelijken van gegevens tussen rassen. Deze metingen hebben weinig impact op de honden en zijn gemakkelijk toegankelijk. De praktische implicaties van deze metingen bij specifieke rassen is nog steeds onzeker en hun reproduceerbaarheid is ook onzeker. Daarom is er een dringende behoefte aan anatomische metingen die fokkers van deze kortsnuithonden in staat stellen te selecteren voor honden met minder BOAS-risico.
Zeshonderdvier honden (189 mopsen, 214 Franse buldoggen, 201 buldoggen) werden in dit onderzoek opgenomen. Het ging om honden die door de eigenaren waren aangeboden, afkomstig van fokkers en eigenaren; een deel was showhonden en minimaal tentoongesteld op regionale hondenshows tussen september 2013 en september 2016.
Honden werden uitgesloten als ze onder het jaar waren omdat ze dan als onvolgroeid werden beschouwd in hoofd- en lichaamsverhoudingen. Ook geopereerde dieren en dieren met een historie van luchtwegproblemen werden uitgesloten.
Ademhalingsbeoordelingen en BOAS-index
Alle deelnemende honden werden beoordeeld op functionele ernst van BOAS met behulp van een eerder vastgesteld vierpunts functioneel beoordelingssysteem op basis van klinische evaluatie voor en na een inspanningstolerantietest, vergelijkbaar met bijvoorbeeld de test die in Nederland bij de Engelse buldoggen wordt toegepast.
BOAS functionele honden van klasse 0 (asymptomatisch, BOAS-vrij) en honden van graad I (mild BOAS, de hond vertoont mild ademhalingsgeluid maar oefentolerantie is niet beïnvloed) werden niet als klinisch significant BOAS beschouwd, namelijk 'BOAS (-)' in deze studie.
Klasse II honden (matige BOAS, de hond heeft medische aandacht nodig, zoals gewichtscontrole en / of chirurgische ingreep) en klasse III honden (ernstige BOAS, de hond vereist onmiddellijke chirurgische interventie) werden als klinisch beïnvloed beschouwd, namelijk 'BOAS (+)' in deze studie.
De BOAS-index (een numerieke schaal van 0-100%, waarbij 0% volledig asymptomatisch is en 100% de meest ernstige status van BOAS is), afgeleid van eerder vastgestelde rasspecifieke computermodellen werd gebruikt om de risicovoorspellende modellen te valideren. Voor alle honden werd een lichaamsgewichtsmeting en een standaardbeoordeling van het lichaamsvet, de Body Condition Score (BCS) op een 1-9 puntsschaal, uitgevoerd.
De mate van stenose van het neusgat werd onderzocht en geclassificeerd met een eerder vastgesteld beoordelingssysteem.
"Open of mild" stenose werd aanvaardbaar geacht voor deze rassen, en "matige of ernstige" stenose werd gedefinieerd als "stenotische neusvleugels" in deze studie.
Conclusie
Stenose van de neusgaten is een sterke voorspeller van BOAS voor alle drie de rassen. Honden met matige tot ernstige stenose van de neusgaten liepen een hoger risico om BOAS te ontwikkelen. BCS is significant geassocieerd met BOAS bij mopshonden en buldogs; zwaarlijvige honden hebben een hoger risico op BOAS. Van de conformatiemetingen is NGR (nekdikte) een valide voorspeller van BOAS in mannelijke buldoggen en zeer betrouwbaar, waardoor het waarschijnlijk zal kunnen worden gebruikt voor fokselectie.
Schedelindex bij mopsen, en nekdikte en -lengte in Franse buldoggen, en schedelindex in buldoggen zijn gelinkt aan BOAS maar hadden een slecht-gematigde voorspelbaarheid.
Niettemin kan dit (deels) zinvol zijn voor het sturen van de herziening van de rasstandaarden.
De gemeten kenmerken kunnen zeker bijdragen aan het verbeteren van extreem brachycefale rassen. De onderzoekers stellen dat het fokken op deze extreme kenmerken waar mogelijk vermeden dient te worden.
bron