Zes maanden houdverbod voor broodfokker in Lettele
De broodfokker in de Overijsselse plaats Lettele mag zes maanden lang geen honden houden, anders dan 3 Jack Russels met pups en een waakhond. Dat oordeelde de rechter vandaag. De 100 in beslag genomen honden, waarvan een aantal inmiddels is geeuthanaseerd wegens gedragsproblemen, blijven in de opvang en gaan dus niet terug.
Begin maart deed de LID een inval bij de broodfokker annex pensionhouder. Daar werden zeer slechte leefomstandigheden aangetroffen. Gedragsdeskundige Mw. Vinke van de Universiteit Utrecht liet de rechter weten dat bij veel honden sprake was van een zogenaamde socialisatie deficiëntie en dat een aantal van deze dieren er gedragsmatig, fysiek en medisch dusdanig aan toe was dat een euthanasieadvies de beste optie zou zijn. Vinke adviseerde om direct een einde te maken aan de wantoestanden op het bedrijf en de honden daar weg te halen.
Een eveneens ingeschakelde dierenarts stelde vast dat diverse honden en puppy’s verwondingen hadden. Hij concludeerde dat sprake was van het algeheel onthouden van de nodige zorg op diverse terreinen. Er was volgens Dierenarts Suurenbroek sprake van algehele slechte huisvesting, slechte watervoorziening, zeer slechte socialisering van de jonge dieren, slechte vachtverzorging, onvoldoende frisse lucht, verlichting en veterinaire zorg.
Dat bij elkaar, en de angst dat de broodfokker onmiddellijk weer nieuwe honden zou aanvoeren, zorgde ervoor dat het OM een verbod op het houden van honden eiste voor zes maanden. De officier van justitie heeft daarbij gewezen op de lange periode waarin deze feiten zijn gepleegd en er gelet hierop geen zicht op verbetering van de situatie bestaat. Vorig jaar zomer had het LID al slechte omstandigheden vastgesteld, alleen wist de broodfokker de situatie toen, in augustus, te verbeteren zodat afgezien werd van verdere acties. De broodfokker was overigens officieel nergens aangemeld, dus er was ook sprake van bedrijfsmatig handelen zonder vergunning. Daarvoor is in september vorig jaar al een dwangsom opgelegd.
“ Nee", probeerde de verdachte broodfokker nog, er was slechts één hond gewond aan een poot, en deze wond was bijna genezen. Ook was het volgens verdachte denkbaar dat de honden tijdens de controle angstig hebben gereageerd maar dit is verklaarbaar door het feit dat er ineens zes personen voor de kennel stonden en de honden alleen verdachte kennen. Door de controle zijn de honden gestrest geraakt en daardoor hebben zij waarschijnlijk van zich af gepoept hetgeen verklaart waarom het voer en de ontlasting door elkaar lagen. Volgens de man gaan de honden twee keer per dag naar buiten en worden de hokken twee keer per dag schoongespoten en hebben de honden water en voer.
Wat betreft het bedrijfsmatig handelen, volgens de broodfokker had hij de dierenarts aangesteld als beheerder, alleen, zo bleek, wist de dierenarts nergens van.
De economische raadkamer is op grond van voorgaande van oordeel dat voldoende is gebleken dat sprake is van ernstige bezwaren dat verdachte zich niet heeft gehouden aan de voorschriften genoemd in de artikelen 3.8 en 3.11 van het Besluit houders van dieren en dat deze ernstige bezwaren nopen tot het treffen van de voorlopige maatregel dat verdachte zich onthoudt van het opnieuw aanvoeren en houden van honden en puppy’s. Hierbij neemt de economische raadkamer het volgende in aanmerking.
“Nu bij herhaling sprake is van een situatie waarbij de gezondheid en het welzijn van de honden ernstig wordt bedreigd en verbetering is uitgebleven volgt de economische raadkamer het standpunt van de officier van justitie dat verdachte op dit moment niet in staat kan worden geacht op een verantwoorde manier bedrijfsmatig voor honden te zorgen.”
De fokker, en het OM, hebben 14 dagen om tegen de beslissing in beroep te gaan.
bron