PETscan: Hoe gezond zijn de rashondenpopulaties in Nederland?
Sinds de kritiek op de rashondenfokkerij is toegenomen, is men vooral op zoek naar feiten. Staan rashonden er echt zo slecht voor, en geldt dit voor alle rassen? Het Ministerie van Economische Zaken en de Universiteit Utrecht ontwikkelden gezamenlijk een objectief meetsysteem om het aantal erfelijke aandoeningen bij hondenrassen in kaart te brengen. De PETscan is een programma dat momenteel in gebruik is bij 90% van de Nederlandse (eerstelijns) dierenartsen en een aantal specialistische dierenartsen. Ook huisdierverzekeraars maken gebruiken van het programma en de informatie die zij via het systeem delen wordt gebruikt om de problemen in verschillende rashondenpopulaties in Nederland in kaart te brengen.
PETscan is het programma dat werd ontwikkeld om informatie van hondeneigenaren via dierenartsen en verzekeraars samen te kunnen brengen. Hiermee ontstaat een objectief beeld over het aantal keren dat een erfelijk probleem voorkomt in een ras. Voor dierenartsen is PETscan geïntegreerd in de software die ze al gebruikten in de kliniek. De meest gebruikte software voor dierenartsen bevatten inmiddels PETscan waarmee het een groot bereik heeft over heel Nederland. Dierenartsen kunnen in slechts een paar seconden tijd invullen welk ras ze op tafel hebben en welke diagnose er is gesteld. Hierna ontvangen ze via PETscan automatisch informatie over de aandoening en vervolgstappen in de behandeling, wat dierenartsen moet aansporen het programma te gebruiken bij elke hond die ze in de kliniek tegen komen.
Een dergelijk systeem was al getest tijdens een pilotstudie waarin 3 hondenrassen onder de loep werden genomen: de Labrador Retriever, Chihuahua en Franse Bulldog. Nu volgde een uitgebreider onderzoek waarin 38 hondenrassenpopulaties in Nederland werden onderzocht. Met gegevens afkomstig van een verzekeringsbedrijf werd uitgezocht welke erfelijke aandoeningen voorkomen bij de verschillende rassen. De rassen werden vergeleken met kruisingen van dat ras, en er werd gelet op twee criteria: of een aandoening meer dan 2 keer frequenter voorkwamen bij rashonden dan bij kruisingen, en of het ziektepercentage bij rashonden meer dan 20% hoger lag dan bij kruisingen. Hierbij moet wel benadrukt worden dat zowel honden met als zonder stamboom onder de groep rashonden vallen, als ze als zodanig waren geregistreerd bij de dierenarts en/of verzekeraar.
Alleen bij de Jack Russell Terrier en de Labrador Retriever is nader onderzocht hoeveel van de onderzochte honden een stamboom bezitten en wat de verschillen waren in de frequentie van erfelijke aandoeningen binnen beide groepen. Hieruit bleek dat slechts 6,9% van de Jack Russell Terriers in het bezit was van een stamboom uitgegeven door de Raad van beheer. Bij alle subgroepen aandoeningen (gewrichten, lever, luchtwegen, maag/darmen en spieren/pezen) lag het percentage lijders bij de Jack Russells met stamboom iets hoger dan de Jack Russells zonder stamboom, maar de aantallen stamboomhonden is te laag om er een goede kwantitatieve meting uit te halen. Bij de Labrador Retrievers lieten de cijfers iets anders zien. Een relatief hoog percentage van de honden was in het bezit van een stamboom, bijna 46%. Ook hierbij kwamen aandoeningen in alle subgroepen iets meer voor bij honden met stamboom vergeleken met soortgenoten zonder stamboom. Bij beide rassen hadden de kruisingen het laagste percentage aandoeningen in alle subgroepen.
Conclusies
Van elk ras is een lijst opgesteld met erfelijke aandoeningen die bewezen voorkomen in het ras. Vervolgens wordt bekeken op de aandoening vaker voorkomt bij rashonden ten opzichte van kruisingen. Aan de hand daarvan wordt bekeken of er maatregelen genomen moeten worden om bepaalde aandoeningen in het ras te bestrijden. Bij een aantal rassen, waaronder de American Staffordshire Bull Terrier, Cairn Terrier, Mechelse Herder, Staffordshire Bull Terrier, concludeerde men dat er geen aandoeningen in het bijzonder over-gerepresenteerd zijn. De Chihuahua behoort ook tot deze groep, al wordt hier wel opgemerkt dat een aantal aandoeningen een gevolg zijn van de uiterlijke kenmerken van het ras. Hieronder vallen onder andere hydrocephalus (waterhoofd) en een open fontanel welke vaker voorkomen bij honden met een klein, appelvormig hoofd zoals gewenst is bij de Chihuahua. Ditzelfde effect was ook zichtbaar bij de Franse en Engelse Bulldog die vanwege de vorm van hun schedel een vergrote kans hebben op Brachycephaal Obstructief Syndroom (BOS), de Engelse Cocker Spaniel die een vergrote kans heeft op oorontstekingen, de Dashonden met een vergrote kans op problemen aan de wervelkolom en de Cavalier King Charles Spaniel die vanwege de vorm van de schedel zowel vatbaar is voor chiari-like malformatie/syringomyelie (CM/SM) als ontstekingen aan het middenoor. Een andere opmerkelijke in deze groep is de Duitse Dog, waarbij doofheid vaker voorkomt maar kan worden gelinkt aan de witte vachtkleur die soms voorkomt binnen het ras.
Voor een aantal rassen bleek de uitkomst zorgwekkend, en kon worden geconcludeerd dat het welzijn van de populatie in gevaar komt vanwege één of meerdere erfelijke aandoeningen. Zo bleek bij de Berner Sennenhond twee keer en 20% boven het niveau van kruisingen te maken te krijgen met problemen aan de gewrichten, spieren en pezen. Naast HD en ED, waarvoor al screening plaats vindt, speelt ook kruisbandlaesie hierin een rol. Ook krijgt het ras meer dan twee keer vaker te maken met tumoren dan kruisingen. Problemen aan het bewegingsapparaat werd bij veel grote, zware rassen gezien als vaak voorkomend ten opzichte van kruisingen. Onder andere bij de Bordeaux Dog, Boxer, Drentse Patrijshond en Newfoundlander.
De meest zorgwekkende uitkomst was voor de Cavalier King Charles Spaniel, waarbij drie subgroepen van aandoeningen meer dan twee keer vaker en 20% boven het niveau van kruisingen uitkomt, te weten het hart, de ogen en de oren. De oorproblemen zijn zoals gezegd onder ander te wijten aan het door de rasstandaard gewenste uiterlijk van het ras, wat ze vatbaar maakt voor middenoorontstekingen. De hartaandoening mitralisklep insufficiëntie en de oogaandoening keratoconjuctivitis sicca vullen deze lijst aan. Daarnaast komen neurologische problemen bij Cavaliers meer dan twee keer vaker voor dan bij kruisingen. Deze problemen (onder ander CM/SM) zijn inmiddels bekend binnen het ras en een groot deel van de populatie wordt hier al op gescreend.
Een aantal uitkomsten waren opvallend te noemen, en kwamen nog niet eerder terug in onderzoeken bij deze rassen. Dit waren onder andere oorproblemen die noemenswaardig vaak voor blijken te komen bij de Bouvier des Flandres, Newfoundlander en Labrador Retriever, maar ook maagdarmproblemen bij de Flatcoated Retriever. Deze laatste is te verklaren door het hoge aantal Flatcoats dat te maken krijgt met tumoren, welke onder andere het maagdarmstelsel kunnen aantasten. Het aantal meldingen van tumoren binnen het ras is opvallend laag vergeleken met de bekende informatie over kanker in het ras. Dit verklaart men doordat een groot deel van de honden na de diagnose niet behandeld wordt en men snel over gaat tot euthanasie in plaats van behandeling, waarbij de verzekering ook niet wordt aangesproken.
Voor Maltezers suggereert men een screeningprogramma voor hartaandoeningen naar aanleiding van de cijfers, Maltezers krijgen meer dan 5 keer vaker te maken met hartproblemen dan kruisingen. Hoewel alle Nederlandse rassen meededen aan dit onderzoek, was van een aantal rassen de populatie te klein om conclusies te verbinden aan de kwantitatieve gegevens.
bron
Dit artikel is een premium-artikel,beschikbaar voor abonnee's van ons blad en website-abonnee's. Het vervolg van dit artikel kunnen abonnees lezen.
Wilt u toegang, kijk dan hier voor de mogelijkheden