• Honden in de oorlog (deel 4)

Honden in de oorlog (deel 4)

Leestijd
6 minuten
Tot nu toe gelezen

Honden in de oorlog (deel 4)

za, 05/01/2021 - 13:48

In deze dagen staan we vaak even stil bij de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en bij de bevrijding. We kennen allemaal de verhalen van honger, van verzet, van de Joden en zigeunervervolging, van executies en collaboratie, we kijken naar films en documentaires op tv. Maar er is ook nog veel uit die periode waarover we minder horen. De komende paar dagen besteedt Dogzine aandacht aan de minder bekende rol van (leger)honden in de Tweede Wereldoorlog. Eerder verscheen dit artikel in de gedrukte uitgave (mei en juni 2018). Dit is deel 4, tevens het laatste deel.

Triester zijn de verhalen van de asiels. “Langzaam sluit zich den gasoven. Door de twee rechthoekige gaten zal men dadelijk het droeve proces kunnen volgen dat voor den “beul” van het asyl dagelijks werk geworden is en waar hij amper nog bij nadenkt. Weer moet er een hond worden “opgeruimd” ,“ schrijft het Rotterdamsch Nieuwsblad in februari 1942,“vroeger werden er maar een of twee op een dag gedood, maar thans komt het voor, dat ik er 10 tot 25 heb,” zo zegt de beul. “Zeker is, dat onze trouwe viervoeters in donkere tijden leven”.

Dat trieste feit echter, toont ook weer de veerkracht van mensen in oorlogstijd. Want, onder aanvoering van een grote naam in de Nederlandse kynologie, Pieter Marie Christoffel Toepoel, wordt de Hondenruilbeurs opgericht. Kynoloog, keurmeester en hondenliefhebber Toepoel, heden ten dage vooral bekend van zijn standaardwerk de Hondenencyclopedie, ziet in dat er vooral in de steden mensen zijn die wel een hond en geen eten hebben, versus mensen op het platteland die geen hond en wel eten hebben. En via de hondenruilbeurs proberen ze die mensen bijeen te brengen. Niet (zo maken ze duidelijk) als manier om goedkoop een mooie rashond te kunnen verkrijgen, want alle honden zijn welkom. In de eerste weken van zijn bestaan krijgt de Hondenruilbeurs al honderden aanvragen, al snel groeit dat verder. Een onderzoek naar de persoon die een hond wil opnemen, een waarborgcontract, aan alles is gedacht. En zo krijgen door heel Nederland, vaak met behulp van kynologische verenigingen, honderden honden een nieuwe baas en een beter leven. Om hoeveel honden het gaat is niet bekend. Toepoel zelf roept in het blad waar hij jarenlang veelvuldig voor zal schrijven, “De Wandelaar” op om honden liever zo te herplaatsen dan ze naar het asiel en een zekere dood te brengen.

Hondenslagers

Helaas wordt de voedselsituatie in de bezette gebieden steeds slechter. En hoewel we het liever niet horen, ook toen niet, staan honden en katten regelmatig als onderdeel op het menselijke menu. Weliswaar is het verboden en de enige vermeldingen betreft dan ook de illegale slagers die worden opgepakt wegens de verkoop van vlees van onduidelijke herkomst. Dit vlees kan immers niet via bonkaarten worden verkocht en is dus illegaal. Maar al in de eerste bezettingsjaren komt het voor. Mensen brengen hun hond in het geheim naar de slager. Er is een verhaal van een vluchtend Joods echtpaar waarvan de hond bij een gezin achterblijft, om maanden later, door de nijpende voedselsituatie, toch naar de slager te worden gebracht. Het enige verzoek dat bij aflevering geëist wordt is om er voor te zorgen dat het vlees van deze hond niet aan de brengers van de hond zal worden verkocht.

In 1942 meldt het Rotterdamsch Nieuwsblad dat een koopman wordt betrapt met hondenen kattenvlees. Volgens het bericht omschreef de wet in die tijd dat vlees vlees mocht heten als het afkomstig was van runderen, schapen, geiten en varkens. Voor de wet was vlees van honden of katten dus geen vlees en mocht het niet worden verkocht. En dus kreeg de man een boete wegens geldopdrijving, terwijl “de leeuwen in diergaarde Blijdorp de honden- en kattenboutjes kunnen verslinden”. Ook in het Belgische Gent wordt een illegale hondenslager betrapt.

De verkoop van honden en kattenvlees wordt uiteindelijk zelfs legaal, maar mag niet misleidend zijn. In Rotterdam wordt het vlees onder de naam “poulet” verkocht, maar komt voort uit onduidelijke slacht. In juni 1942 vordert de burgemeester van Rotterdam dan ook dat honden en katten alleen nog maar in het gemeentelijk slachthuis mogen worden gedood. Dit om ook de vaak “ onmenschlijken slacht” te voorkomen. Winkels die het te koop aanbieden moeten dit op zeer herkenbare borden moeten aangeven. Ook moet het vlees van honden en katten gescheiden worden van ander vlees middels schotten. Het lijkt er op dat het vooral een Rotterdams gebeuren was, gelet op de landelijke aandacht die het bericht in vele kranten krijgt. Desondanks zal het ook in andere steden geen uitzondering geweest zijn.

Hondenvordering

Als een hond de slager bespaard bleef, was er ook nog de mogelijkheid dat de bezetter hem wilde hebben. In 1942 en 1944 werden er vele “hondenkeuringen” georganiseerd, waarbij het Duitse leger de honden ook daadwerkelijk vorderde. Vaak werd nog verteld dat de honden “uitsluitend als bewakingshond” zouden worden ingezet, de waarheid was waarschijnlijk dat ze als mijnenhond gebruikt werden, want alleen honden onder de drie jaar en groter dan 50 centimeter werden ingevorderd. Honden werden gebruikt om voor de Duitse troepen uit te lopen door gebieden waar landmijnen lagen. Alleen de grote honden werden in beslag genomen, want er is een zeker gewicht nodig om een mijn tot ontploffing te brengen. Doordat Nederland altijd keurig honden voor hondenbelasting had geregistreerd, was het voor de Duitsers ook niet moeilijk na te gaan wie er een had. Er is vrijwel niets te vinden over het echte lot van deze dieren, alleen keurige oproepen in naam van de burgemeester van steden als Breda, Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, Leiden en Hilversum. Vermoedelijk slechts het topje van de ijsberg. Niet vreemd dan ook dat in de illegale pers zoals Vrij Nederland en Slaet op den Trommele, in 1944 de oproep wordt gedaan om honden, groot en klein, maar te laten onderduiken.

Kynologie gaat door

Ondanks deze voor ons haast onwerkelijke taferelen, wordt er ook nog echte kynologie bedreven. De Raad van Beheer en Cynophilia blijven bestaan, houden vergaderingen en organiseren hondenshows. In november 1940 stemt de “contactvergadering”, de voorloper van de huidige ALV, net niet in met de opheffing van de bijzondere status van Cynophilia. Wel besluit ze dat verenigingen die hun lidmaatschap niet op tijd betalen worden uitgesloten, op voorstel van de Airedale Terriër club. In Maart 1941 besluit datzelfde Cynophilia, waar voorzitter Mr. Van Lier (fokker van kortharige Duitse staande jachthonden) op last van zijn arts aftreedt, dat ze niet langer als eis houdt dat zij de voorzitter van de Raad van Beheer zal kiezen. Tevens besluit ze dat de Winner 1941 in mei in Amsterdam zal worden gehouden. De Winner 1940 had tenslotte een bruto winst van 1502,62 en een halve gulden opgeleverd. Baron Tindal wordt de nieuwe voorzitter van Cynophilia en Jacques Zillesen, sinds 1901 (!) secretaris van de Raad van Beheer, wordt tot erelid benoemd. In het licht van de bezetting lijken het haast futiele zaken, maar het leven, waaronder de kynologie, ging door. Ook opvallend is dat de verslagen van vergaderingen van Cynophilia en de Raad van Beheer in die jaren, ook voor de oorlog, standaard de landelijke kranten haalden.

De grote Toepoel

Merken we een historische onjuistheid op, of heeft het ander redenen? Vrijwel alle grote kranten maken in november 1940 melding van het verschijnen van de eerste druk van Toepoel’s hondenencyclopaedie. Op de vergadering van de Raad van Beheer, hierboven genoemd, is het Mevrouw J. van der Spek-Van der Heide die Toepoel zelf bedankt voor de samenstelling van de encyclopedie, waaraan 2,5 jaar gewerkt is en dat onder auspiciën van de Raad van Beheer wordt uitgebracht. Opvallend, omdat volgens de gewone bronnen het boek in 1939 uitkwam. Waarom zouden kranten daar een jaar later dan pas over berichten? In 1939 schreef noch de Raad van Beheer, noch welke krant dan ook over het verschijnen van de Encyclopaedie. Oftewel, pleegt iemand hier geschiedsvervalsing? Navraag bij de uitgever heeft in ieder geval niets opgeleverd*.

Hondenshows

De show must go on… onvoorstelbaar misschien, maar hondensport en hondenshows bleven georganiseerd worden. Ook worden er diverse nieuwe rasverenigingen opgericht in deze periode. Zoals eerder gezegd, de bezetter had er alle belang bij dat de niet-joodse bevolking zich bleef bezighouden met dezelfde zaken als voor de oorlog om onrust te voorkomen. Pas in de loop van de oorlog werd de bezetting voor alle burgers grimmiger en werden de leefomstandigheden met name voor de bevolking in het westen echt moeilijk. Weliswaar wordt het animo elk jaar wat minder, maar clubshows, windhondenrennen en (internationale) shows vinden doorgang. De Winner kent in ieder geval edities in 1940, 1941, 1942 en 1944. Wel met

minder inschrijvingen dan voor de oorlog, maar 800 honden in 1944 is een behoorlijk aantal, zeker gelet op de reisbeperkingen in die tijd. Winnaars, groepswinnaars, de kranten blijven er over schrijven, met naam en toenaam. Hong Woeh van de Doorwerth bijvoorbeeld, de chowchow van Mevrouw Roes, won de show in Delft in mei 1941. KC DE Baronie organiseert “eendaagsche tentoonstellingen” onder secretaris Breugelmansch. En van elke show wordt even enthousiast verslag gedaan in de kranten. De telling is incompleet, maar dat er in de bezettingsjaren elk jaar wel 8 tot 10 grote shows en de nodige clubmatches waren lijkt reeël. Op deze shows in bezettingtijd komen wij beslist nog een keer terug..

Tot slot, in 1944 besloot de SS-Reichsfuhrer een Nederlander te benoemen tot lid van het Zentralinstituut für Hundeforschung, in de persoon van dr. G.A.M.de Monyé. Zijn doel was om onder de bevolking kennis te verspreiden en de prestaties bij het fokken te verbeteren, waarbij honden als nuttige dieren werden beschouwd. De hond moest in biologisch, cultureel en historisch opzicht doorgrond worden. De Monyé was volgens Prof. Dr.Lou de Jongh een dierenarts en fanatiek nationaalsocialist. Van zijn hand verschenen onder andere “Het wonder der erfelijkheid”, een erfelijkheidsleerboekje in lijn met de rassenwetten van de Duitsers, en “Het Joodsche slachten, de achtergrond van bloedige Joodsche gebruiken.” De Monyé heeft de oorlog overleefd, maar verder is er weinig van hem bekend. Het boek over “de nuttige hond” heeft hij nooit geschreven.

* De hondenencyclopedie blijkt in 1940, medio november, te zijn verschenen. Zie het boek hieronder voor details.

Wie veel meer over dit onderwerp wil lezen, in "Bomhond, showhond of poulet" (Uitgave Dogzine 2020) is de geschiedenis van honden in de 2e Wereldoorlog uitgebreid beschreven. Verkrijgbaar via uw boekhandel, ook online en via de webwinkel van Dogzine.