• Honden in de oorlog  (deel 3)
Leestijd
11 minuten
Tot nu toe gelezen

Honden in de oorlog (deel 3)

Fri, 04/30/2021 - 16:32

In deze dagen staan we vaak even stil bij de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en bij de bevrijding. We kennen allemaal de verhalen van honger, van verzet, van de Joden en zigeunervervolging, van executies en collaboratie, we kijken naar films en documentaires op tv. Maar er is ook nog veel uit die periode waarover we minder horen. De komende paar dagen besteedt Dogzine aandacht aan de minder bekende rol van (leger)honden in de Tweede Wereldoorlog. Eerder verscheen dit artikel in de gedrukte uitgave (mei en juni 2018).

In zowel Nederland als België speelden honden geen militaire rol van enige betekenis. Mede omdat beide landen al binnen een heel korte periode onder de voet werden gelopen door het Duitse leger: er was gewoon geen tijd om honden op te leiden. Beide landen hadden honden in het leger na de Eerste Wereldoorlog ook afgeschaft. Op zich vreemd, omdat de trekhonden die de zware mitrailleurs voorttrokken in ieder geval in België (dat wel betrokken was bij de 1e wereldoorlog), maar ook –zo blijkt uit rapportenin Nederland bijzonder effectief waren geweest. Toch besloten beide landen over te gaan op menskracht en mechanische kracht. Mitrailleurhonden werden in Nederland in 1918 afgeschaft.

De enige “hondenbrigades” die beschikbaar waren in de Lage Landen waren de zogeheten Rode Kruishonden. In 1908 namen kapitein J.H.H. Dommers en kapitein jhr. C.A.J. Meijer het initiatief tot oprichting van de Nederlandsche Vereeniging voor Roode Kruishonden. De aanleiding voor de oprichting van een Rode Kruishondenvereniging was dat door de ontwikkeling van de vernietigingskracht van wapentuig werd verwacht dat het aantal slachtoffers in toekomstige oorlogen zou toenemen en de slagvelden onvoldoende zouden kunnen worden afgezocht naar gewonden. De Rode Kruishond had als reddingshond de taak de gewonden op een slagveld op te sporen en dit aan zijn geleider duidelijk te maken. In de Eerste Wereldoorlog werden voor het eerst ook Nederlandse Rode Kruishonden ingezet. Volgens enkele verslagen zouden de Rode Kruishonden uit verschillende landen honderden gewonden hebben gered die anders op het slagveld waren achtergebleven. Na de Tweede Wereldoorlog bleek dat de doelstelling niet meer paste in de moderne maatschappij. De vereniging werd op 27 januari 1967 officieel ontbonden. Of de Rode Kruishonden ook in de meidagen van ’40 daadwerkelijk zijn ingezet, is onbekend.

En hoe ging het in al dat oorlogsgeweld met de gewone Boris, Fikkie of Vlek thuis? Was er nog ruimte voor georganiseerde kynologie, of waren de oorlogsjaren voor honden een grote ellende? Nu kijken we naar de gewone huishond in de periode van de Tweede Wereldoorlog. In films en documentaires zien we alijd de opvallende momenten, de vreselijke momenten, de gevechten. Maar er was ook nog het dagelijkse leven, want dat ging in de vijf bezeingsjaren ook door. Mensen leefden hun leven, en honden maakten daar, bezeing of niet, gewoon deel van uit. Maar hoe kwamen ze die jaren door?

Great Pet Massacre

Het was zeker geen rozengeur en maneschijn, ook niet voor honden in de periode 1939-1945. Zeker bij de oorlogsdreiging, toen Duitsland net Polen was binnengevallen, sloeg de paniek toe. Diezelfde paniek zorgde voor een vaak vergeten gebeurtenis in Engeland, die te boek staat als “The Great Pet Massacre”, oftewel de grote slachting van huisdieren. Engeland, traditioneel een land met veel huisdieren, zag de oorlog op zich afkomen, met de daarbij onherroepelijke nevenverschijnselen als voedseltekorten en gebrek aan alles. Het was om die reden dat het National Air Raid Precautions Animals Committee (NARPAC) een folder, destijds pamflet geheten, uitgaf met de veelzeggende titel “Advice to Animal Owners”. De NARPAC adviseerde vooral stadsbewoners om hun dieren voortijdig naar het platteland over te brengen, omdat de voedselsituatie daar beter zou kunnen blijven. Eigenaren die niet de mogelijkheid hadden dit te doen, kregen het advies om hun huisdieren zo humaan mogelijk in te laten slapen, want de dood door verhongering zou vele malen erger zijn. In het pamflet stond zelfs een advertentie voor een slachtpistool. Het effect van het pamflet was enorm, en hoewel dierenartsen adviseerden tegen euthenasie van huisdieren, ontstond er een stormloop op de dierenartsen om honden en katten te laten inslapen. Bij een van de posten waar dieren werden ingeslapen stond op het dieptepunt een rij van 800 meter. Het advies werd in kranten en via de BBC-radio overgenomen. Toen in september 1940 de Duitse luchtmacht bombardementen op Londen uitvoerde, werd de paniek en vervolgens de stormloop, nog groter. Zo groot zelfs dat er een chloroformtekort (chloroform werd destijds bij euthanasie gebruikt) ontstond, en de verbrandingsovens in Londen de toevoer van dode dieren niet meer aankonden. Bij de stad Ilford werd een stuk land aangemerkt als begraafplaats, en daar werden uiteindelijk 500.000 dieren begraven. Uiteindelijk werden volgens schattingen ruim driekwart miljoen huisdieren afgemaakt in nauwelijks één week tijd. Mensen die betrokken waren bij deze massale euthanasie zouden de tragedie van die dagen nooit kunnen vergeten. Ook in kranten en bladen verschenen kleine uitingen van het verdriet. Een advertentie in Tail-Wagger Magazine: "Happy memories of Lola, sweet faithful friend, given sleep September 4th 1939, to be saved suffering during the war. A short but happy life 2 years, 12 weeks. Forgive us little pal," aldus de ontroerende advertentie.

Niet iedereen zag in euthanasie de oplossing, zo reisde de Duchess of Hamilton zo snel als het kon van Schotland naar Londen om een opvanglocatie voor dieren op te zetten. Enkele oude hangars op een verlaten vliegveld bij Ferne werden gebruikt om honderden dieren wel veilig door de oorlog te brengen. Ook in haar eigen huis ving de Duchess honderden dieren op. Het Battersea Dogs and Cats Home vlakbij Londen hielp uiteindelijk 145.000 honden en katten door de oorlog. Dierenhaters daarentegen zagen hun kans schoon en mede door hun toedoen werd het zelfs korte tijd een misdaad om een kat een beetje melk te geven.

Steun en troost

Anderzijds maakten dierenartsen zich juist sterk voor de rol van honden en katten, zij zouden hun eigenaren steunen, een beetje troost bieden tijdens de voortdurende aanvallen van de bommenwerpers en er waren deden verhalen de ronde over honden die hun eigenaren wisten te redden onder hetpuin. Zoals Fluff, een bescheiden hondje met het hart en de moed van een leeuw. Fluff en haar eigenaren raakten na een bombardement bedolven onder het puin van hun huis. Maar door voortdurend krabben maakte Fluff een gat groot genoeg om doorheen te klauteren en dat gat was ook een luchtweg voor de ingesloten mensen. Toen Fluff eenmaal buiten stond, blafte ze tot er hulp kwam. Of het huis van terrier Peggy dat instortte waardoor zij en haar eigenaar met baby vast kwamen te zitten onder het puin. De baby van het gezin lag veilig in haar kinderwagen en de hond krabde net zolang met haar poten totdat ze een gat had gemaakt waardoor het kind kon ademen. Uiteindelijk werden alle drie gered.

Het trieste van de Great Pet Massacre is eigenlijk vooral dat veel eigenaren zich later realiseerden dat het uiteindelijk allemaal onnodig bleek te zijn geweest. Voedsel was weliswaar op de bon, maar grote tekorten bleven uit in Engeland, dat nooit bezet werd en het grootste gevaar voor huisdieren waren de bombardementen door de Duitsers. Maar, zoals Hilda Kean in haar boek over deze gebeurtenissen opmerkt, het was vaak de angst van mensen die nog niet lang daarvoor, in de Eerste Wereldoorlog, geconfronteerd waren met honderden zwerfdieren, katten en honden in de steden. Zwerfdieren die zich goed konden voeden. Rond die tijd werden honden al niet meer voor werk ingezet, ze waren, in het licht van de economie, waardeloos, ze produceerden niet. En dus lieten veel eigenaren ze al in het begin van de oorlog “gaan”. Maar ook wilden veel eigenaren juist uit liefde hun huisdier het te verwachten oorlogsleed besparen. Want bijna ironisch en als blijk van Engelse dierenliefde, verscheen in dezelfde krant, op dezelfde dag waarin stond hoe lang de rijen voor euthanasie waren, ook de bittere aanklacht jegens de Nazi’s die zo slecht waren geweest om een hond, een chowchow die Bearchen, Beertje, heette, achter te laten in de ambassade terwijl het personeel vluchtte. “Dat vreselijke Nazisme bevechten wij, dat geen gerechtigheid of menselijke gevoelens kent, zelfs niet voor dieren,” aldus The Times.

Niet veel later zouden verhalen over burgers die tijdens het bombardement samen met hun huisdieren waren gedood, symbool staan voor de veerkracht en het mededogen van Engeland. In kranten stonden artikelen over bijvoorbeeld een 80-jarige veteraan en zijn Pekinees die na de Blitzkrieg van 20 september 1940 dood werd gevonden, 'samen in de gebruikelijke leunstoel ', en een vrouw in Bexhill, die tijdens een luchtaanval omkwam terwijl ze haar spaniel omhelsde.

Ook in Nederland

Engeland staat hierin niet op zichzelf. Grootschalige euthanasie was hier weliswaar zeldzaam, maar in het standaardwerk “Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog” vermeldt Lou de Jongh wel massale inslaapacties bij de evacuatie van steden en dorpen in de bange meidagen. “De bevolking wist wat haar te doen stond; een ieder ging die ochtend inpakken wat hij, binnen de gestelde gewichtsgrens, mee wilde nemen. Huisdieren mochten de tocht meemaken maar velen gaven er de voorkeur aan, hun honden en katten bij het slachthuis te laten afmaken. ‘Daar’, zo wordt ons uit het evacuerend Amersfoort bericht, maar zou het niet ook voor Wageningen gegolden hebben? ‘daar liep iemand met zijn poes in de armen, daar weer een met een hond en allen gingen dezelfde weg: even het beest af laten maken. De mensen hadden soms tranen in de ogen of ze hadden erg gehuild omdat ze afstand van hun dier moesten doen.’ (Uit de dagboeken van C. Ipenburg). Ook Willem Willing bericht over deze evacuatie. “Op 10 mei 1940 brak de oorlog uit, Amersfoort lag midden in het inundatiegebied. Reden te meer om de bevolking te evacueren. We werden naar NoordHolland verwezen. Treinen werden ingezet om de mensen te vervoeren, het was angstig ook voor de dieren, die achtergelaten moesten worden.” Hoeveel honden en katten in die eerste bange oorlogsdagen het leven lieten is onbekend, het vermelden van dit soort zaken is erg fragmentarisch.

Breda moest op 12 mei evacueren, de opdracht was simpel, alle huisdieren moesten worden afgemaakt. “In de bekendmaking van de evacuatie werd gezegd dat alle huisdieren afgemaakt moesten worden en zeker niet mee mochten. De kleine Piet weigerde dat en dreigde dat hij niet mee zou gaan zonder Polleke. Uiteindelijk mocht het hondje mee, op voorwaarde dat Piet hem de hele weg zou dragen.” (Andere tijden). Naast Amersfoort moest de hele “Vesting Holland”, het inundatiegebied, worden geëvacueerd. In Naarden mogen de dieren niet mee, maar hoeven ze niet te worden afgemaakt. “Mijn vader zet alle flessen melk, pap en yoghurt buiten op ‘t erf. “Dat is voor de Nederlandse soldaten”, zegt hij. Een probleem vormen de huisdieren. De honden en katten redden zich wel, maar de geiten en konijnen?” (Mei 1940, de evacuatie van de Vesting Naarden). Daar waar de dieren mee mogen, is dat ook lang niet altijd voor iedereen prettig.

Bij evacuaties uit de Grebbelinie wordt gebruik gemaakt van boten. Maar “Dan was er een groot aantal honden aan boord, daar menigeen begrijpelijkerwijze niet van zijn trouwe viervoeter had kunnen scheiden, met het gevolg dat waar de natuur nu eenmaal bij dier zowel als mens onverstoorbaar haar rechten doet gelden de vloeren benedendeks spoedig in sterke mate werden verontreinigd.”

Ede, Nijkerk, Veenendaal, veel plaatsen in Limburg en elders langs de Duitse grens evacueerden hun burgers. De Grebbelinie liep van Wageningen tot Baarn. Ook Baarn evacueerde. “Kleine huisdieren als ze toch niet stiekem meegenomen werden konden terecht op het omheinde sportveld bij het oude Baarns Lyceum.”

Latere evacuaties

Hoeveel dieren werden ingeslapen, hoeveel dieren gingen zwerven en hoeveel dieren uiteindelijk gewoon bij hun bazen bleven, getallen zijn er niet. Elke evacuatie had andere regels, soms met dieren, soms niet. Ook later in de oorlog werden er gebieden geëvacueerd, zoals vrijwel de gehele kuststrook medio 1941, maar er zijn geen aparte bepalingen voor dieren bekend. De evacuatie van Arnhem en Nijmegen in 1944 verliep chaotisch, voor zover we konden achterhalen golden er geen aparte regels voor huisdieren.

Terug naar ‘normaal’

Na die vijf chaotische oorlogsdagen capituleerde Nederland en kwam het dagelijks leven weer op gang binnen de beperkingen die in bezettingstijd golden. Mensen gingen aan het werk, kinderen naar school, er werd van vrije tijd genoten. Voedsel en kleding gingen weliswaar op de bon, maar zeker in de beginperiode ging het dagelijks leven met wat aanpassingen gewoon door. Lang niet iedereen hield zich bezig met verzet of was zich bewust van de catastrofe die zich intussen voor veel (joodse) mensen voltrok.

Voor hondenbezitters ging het leven ook door, met de dieren die de eerste dagen van mei hadden overleefd. Niet helemaal gewoon, want het voedsel ging al snel, in juni 1940, op de bon. Ook het hondenvoer. De kranten meldden er in die dagen genoeg over. “ARNHEM, 28 Juni. De voedselvoorziening van huisdieren zal aan beperkende bepalingen onderhevig worden, daar binnen korten tijd distributie van hondenbrood op komst is en de verkoop van kattenbrood, dat niet gedistribueerd wordt, dan tegelijkertijd slechts onder zekere voorwaarden zal kunnen geschieden. Ir. P. van Wijk, hoofd van de sectie Bijzondere Diergroepen van het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, heeft een en ander over de ontworpen regeling, die uiteraard nog niet geheel en al vastgesteld kon worden, meegedeeld,” zo meldt de Telegraaf.

Een voedselverstrekking die niet voor iedere hond geldt, want “honden die wel en honden die niet krijgen” is de kop, met “Groepeering naar ras” als subtitel. “De bedoeling is dat bezitters van honden uit de eerste groep, de zware rassen, als St. Bernards e.d., niet alleen een ruimere toewijzing per hond krijgen dan bezitters van kleinere honden, maar dat voorts die toewijzing reeds verleend wordt indien men meer dan een hond bezit van een zwaar ras. Hetzelfde geldt voor de bezitters van diensthonden. Houders van honden uit de derde groep, de groote rassen, zooals herders, bouviers e.d., ongetwijfeld de grootste groep, krijgen per hond wat minder voer, terwijl men bovendien twee van deze honden moet hebben om voor een toewijzing in aanmerking te komen.” De middenrassen kregen pas een toewijzing als de bezitter drie honden had. Het voer was ook per direct allemaal hetzelfde, er was “wetenschappelijk” onderzoek gedaan naar de beste samenstelling. “Proeven hebben reeds bewezen, dat de honden het nieuwe brood en het nieuwe cake met bijzondere graagte eten. In beide soorten is een behoorlijk percentage dierlijk eiwit verwerkt.” Wie geen rantsoen kreeg moest de hond maar voeren met etensresten en jonge honden, pups, kwamen niet in aanmerking voor verstrekking “zoodat het fokken voorloopig gestaakt moet worden.” Overigens, naarmate de bezetting voortduurt, wordt het voedsel minder en uit de krantenberichten blijkt dat medio 1943 het hondenvoer alleen nog voor hen is, die beroepsmatig honden hebben (diensthonden etc.). Particulieren kunnen geen aanspraak maken op hondenbrood. Vanaf 1942 kunnen we uit krantenberichten dan ook opmaken dat er allerlei hondenvoer op de markt komt, als we het al zo kunnen noemen, dat niet door de aangewezen industrieën wordt geleverd en mogelijk ook van bedenkelijke kwaliteit is. Voedsel is schaars in die tijd tenslotte. De Sophia-stichting, die ook toen al bestond, maakt zich daar zorgen om en besluit in haar eigen laboratorium in Maastricht al deze hondenvoeders te gaan testen, zo blijkt uit een bericht uit 1942.

Kranten en censuur

Veel van de informatie die we hebben weten te achterhalen is afkomstig uit kranten (met dank aan het uitstekende Digitale archief van de Koninklijke bibliotheek). Daarbij moeten we wel een kanttekening maken, Nederland in ’40’45 kende geen vrije pers, alles werd gecensureerd door de bezetter. Negatief nieuws zou daarom maar zeer sporadisch in de krant kunnen komen. Vermoedelijk was de situatie dus ernstiger dan uit de krantenberichten blijkt.

Wellicht is de censuur ook een van de redenen dat we in kranten regelmatig artikelen en columns over honden aantreffen, bijvoorbeeld over gedrag, die bijna paginagroot zijn. Een opmerkelijk bericht uit de Sumatrapost in 1941 (Nederlands Indië was op dat moment nog niet door de Japanners bezet) geeft een reden. Van vrije Nederlandse bronnen was vernomen dat ook de reguliere kranten regelmatig fraaie hondenfoto’s op hun voorpagina’s zetten als Duitsland belangrijke veldslagen won of oorlogsvorderingen had gemaakt. Ook topontmoetingen van Hitler, Göring en Mussolini werden vaak naar minder opvallende pagina’s verbannen terwijl honden op de voorpagina werden geplaatst. Een ludieke en dappere manier van verzet. De Nazi-bezetter viel het ook op, en dreigde met strenge maatregelen. Maar, zo schrijft de Indische krant “Denken zij (de nazi’s) misschien dat het een insinuatie is van de Hollanders dat Hitler en zijn bende te vergelijken is met honden? Maar dat kan toch al haast niet? Weten zij dan nog niet dat wij een veel te hooge opinie over den Canis Familiaris hebben?”

‘Kynoloog’

Ondanks alle restricties en sancties gaat het leven door. In de door de Duitsers gecontroleerde media werd, naast propaganda, opzettelijk veel ruimte vrijgemaakt voor ditjes en datjes, om de burger het gevoel te geven dat het leven er beter op werd en zo verzet in de kiem te smoren. Onder het pseudoniem “Kynoloog” schrijft iemand opvoedkundige stukjes in de Leeuwarder Courant, in het Leidsch Dagblad staan stukken “van onzen deskundigen medewerker” over de aanschaf van een hond. Ook blijven de kranten verslag doen van actuelere hondenzaken. Ook in de bezettingstijd zijn er bijtincidenten, “dolle honden” die schapen of mensen aanvallen en worden er pups te koop aangeboden. Een “raszuivere” hond, werkhond, wordt als pup voor ca. 10 gulden verkocht. Eigenaren die hun honden mishandelden, de Duitse bezetter was zeer begaan met honden, kon rekenen op straffen die we heden ten dage niet meer zien voor mishandeling, niet zelden gevangenisstraf.

Ook worden de oorlogsinspanningen van de tegenstander, Rusland en Engeland, vermeld, zij het nooit positief. De Russische bomhonden (zie ons vorige nummer) krijgen aandacht, maar vooral het mislukken ervan. De huisdierenslachting in Engeland wordt breed uitgemeten om de Nederlandse bevolking ervan te doordringen hoezeer het Engelse Rijk en de Engelse moraal aan het wankelen is. Een bericht overgenomen uit de New York Times vermeldt dat medio 1941 nog dagelijks 10.000 honden in Engeland worden afgemaakt, louter omdat het daar zo slecht zou gaan. De formidabele strijdkracht van de Duitse legerhonden daarentegen krijgt uiteraard volop positieve aandacht, alhoewel vooral de Rettungshund daarin zijn rol opeist. En, tijden veranderen niet, de gemeentelijke berichten over de te incasseren hondenbelasting sieren ook regelmatig de krantenpagina’s. “Niets is zeker in deze wereld, behalve de dood en belastingen,” schreef Benjamin Franklin ooit al.

Het vergt tussen de regels doorlezen om te zien hoe slecht het eigenlijk gaat. Maar mensen blijven in eerste instantie creatief. “Panorama, tijdschrift in koperdruk” beschrijft in een artikel hoe een Amsterdamse trimsalon “The dogs toilet shop” en haar eigenaresse Mevr. Duyvendak de beharing van de getrimde honden bewaart om er wol van te maken en daarvan weer nieuwe kleding te breien. Grondstoffen als schapenwol was schaars, of ging rechtstreeks naar Duitsland en men week uit naar andere bronnen en grondstoffen.

Vanaf 1942 zien we ook dat het fokken met honden wordt tegengegaan. Bonkaarten voor jonge honden worden niet langer verstrekt. “Tevens moet worden medegedeeld dat de voedselpositie het noodzakelijk maakt dat de aanfok van honden zooveel mogelijk achterwege blijft. Derhalve zal voor de pups vanaf het jaar 1942 in het algemeen geen voedselkaart meer worden uitgereikt,” lezen we in het Agrarisch Nieuwsblad van december 1941.

In het komende deel meer over de oorlog in Nederland

Wie veel meer over dit onderwerp wil lezen, in "Bomhond, showhond of poulet" (Uitgave Dogzine 2020) is de geschiedenis van honden in de 2e Wereldoorlog uitgebreid beschreven. Verkrijgbaar via uw boekhandel, ook online en via de webwinkel van Dogzine.